Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 11—Het onderhouden van den Sabbat.

    DE Heiland onderhield den Sabbat en leerde Zijn discipelen dien te onderhouden. Hij wist, hoe men den Sabbat moest vieren, want Hij had dien Zelf ingesteld.JH 68.1

    De Bijbel zegt: “Gedenkt den Sabbat, dat gij dien heiligt.” “De zevende dag is de Sabbat des Heeren uws Gods.” “Want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heere den Sabbatdag en heiligde denzelven.” Ex. 20:8. 10. 11; 31:16. 17.JH 68.2

    Jezus was met den Vader vereenigd geweest in het scheppen van de aarde en Hij had den Sabbat gemaakt. De Bijbel zegt: “Alle dingen zijn door Hem gemaakt.” Joh. 1:3.JH 68.3

    Wanneer wij de zon en de sterren, de boomen en de schoone bloemen aanschouwen, dienen wij te gedenken, dat Jezus ze alle gemaakt heeft. En Hij maakte den Sabbat, opdat wij Zijn liefde en macht in gedachtenis zouden houden.JH 68.4

    De Joodsche leeraars hadden vele verordeningen gemaakt aangaande het vieren van den Sabbat, en zij eischten, dat iedereen deze verordeningen zou gehoor-zamen. Zij sloegen daarom den Heiland gade, om te zien wat Hij doen zou.JH 68.5

    Op zekeren Sabbat, toen Jezus en Zijn discipelen uit de synagoge kwamen en weer naar huis gingen, liepen zij door een graanveld. Het was reeds laat en de discipelen hadden honger. Onderweg plukten de discipelen eenige korenaren, wreven die met de handen en aten de korrels op.JH 69.1

    Als iemand op een anderen dag door een graanveld of boomgaard liep, stond het hem vrij zooveel te plukken als hij eten kon. De vijanden van Jezus bemerkten, wat de discipelen deden, en zij zeiden tot den Heiland: “Zie, Uwe discipelen doen, wat niet geoorloofd is te doen op den Sabbat.” Matt. 12:2.JH 69.2

    Maar Jezus verdedigde Zijn volgelingen. Hij herin-nerde hun beschuldigers aan David, die, toen hij honger had, van het heilige brood des tabernakels gegeten en het aan zijn hongerige volgelingen gegeven had. Indien het recht was voor David om, toen hij hongerig was, dit heilige brood te eten, was het dan ook niet recht voor de discipelen, nu zij hongerig waren, om korenaren te plukken op de heilige uren van den Sabbat?JH 69.3

    De Sabbat was niet ingesteld om een last voor den mensch te zijn. Hij was bestemd om hem goed te doen en rust en vrede te geven. Daarom zeide onze Heere: “De Sabbat is gemaakt om den mensch, niet de mensch om den Sabbat.” Mark. 2:27.JH 69.4

    “En het geschiedde ook op een anderen Sabbat, dat Hij in de synagoge ging en leerde. En daar was een mensch en zijn rechterhand was dor.JH 69.5

    En de Schriftgeleerden en de Farizeën namen Hem waar of Hij op den Sabbat genezen zou; opdat zij eenige beschuldiging tegen Hem mochten vinden.JH 69.6

    Doch Hij kende hun gedachten en zeide tot den man, die de dorre hand had: “Rijs op en sta in het midden. En hij, opgestaan zijnde, stond overeinde.”JH 70.1

    “Zoo zeide dan Jezus tot hen: Ik zal u vragen: Wat is geoorloofd op de Sabbatten? goed te doen of kwaad te doen? een mensch te behouden of te verderven? En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, tevens bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mensch: Strek uwe hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. En zij werden vervuld met uitzinnigheid en spraken samen met elkander, wat zij Jezus doen zouden.” Luk. 6:6—9; Mark. 3:5.JH 70.2

    Jezus toonde hun hoe onredelijk zij waren door hun een vraag te stellen. “En Hij zeide tot hen: Wat mensch zal er zijn onder u, die een schaap heeft en zoo datzelve op een Sabbatdag in een gracht valt, die het niet zal aangrijpen en uitheffen?”JH 70.3

    Hierop konden zij niet antwoorden. Daarom zeide Hij: “Hoeveel gaat nu een mensch een schaap te boven? Zoo is het dan op de Sabbatdagen geoorloofd wel te doen.” Matt. 12:11, 12.JH 70.4

    “Het is geoorloofd.” Dat is, het is volgens de wet. Jezus berispte de Joden nooit omdat zij Gods wet eerden, of omdat zij den Sabbat hielden. Integendeel handhaafde Hij altijd de wet in al haar volmaaktheid.JH 70.5

    Jesaja profeteerde van Jezus: “Hij zal de wet groot en heerlijk maken.” Jes. 42:21. Groot maken beteekent tot een hoogere plaats verheffen. Jezus maakte de wet groot door de wonderlijke beteekenis van elk deel te toonen. Hij toonde aan, dat aan de wet moet worden gehoorzaamd niet alleen in daden, die de menschen kunnen zien, maar ook in de gedachten, die alleen bij God bekend zijn.JH 70.6

    Tot degenen, die beweerden, dat Jezus gekomen was om de wet ter zijde te stellen, zeide Hij: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen.” Matt. 5:17.JH 71.1

    Vervullen beteekent houden. Jak. 2:8. Toen Jezus tot Johannes kwam om te worden gedoopt, zeide Hij: “Aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen.” Matt. 3:15. De wet te vervullen beteekent er volkomen aan te gehoorzamen.JH 71.2

    Gods wet kan nooit veranderd worden, want Jezus heeft gezegd: “Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.” Matt. 5:18.JH 71.3

    Toen Jezus de vraag deed: “Wat is geoorloofd op de Sabbatten? goed te doen of kwaad te doen? een mensch te verderven of te behouden?” toonde Hij, dat Hij in de harten der goddelooze Farizeën lezen kon, die Hem beschuldigden.JH 71.4

    Terwijl Hij trachtte een mensch te behouden door hem te genezen, waren zij bezig een mensch te verderven door plannen te maken om Hem te dooden. Was het nu beter op den Sabbat te dooden, zooals zij wel wilden doen, dan lijdenden te genezen, zooals Hij gedaan had? Was het beter moord in het hart te koesteren op Gods heiligen dag, dan liefde jegens allen, — liefde die zich openbaart in vriendelijkheid en daden van barmhartigheid?JH 71.5

    Dikwijls beschuldigden de Joden Jezus van Sabbatschennis. Herhaalde malen zochten zij Hem te dooden, omdat Hij den Sabbat niet hield volgens hun overleve-ringen. Maar daaraan stoorde Jezus Zich niet. Hij onder-hield den Sabbat, zooals God het hebben wilde.JH 72.1

    Te Jeruzalem was een badwater, Bethesda genaamd. Op zekere tijden werd dit water beroerd; het volk geloofde, dat een engel des Heeren daarin nederdaalde en de wateren beroerde, en dat de eerste, die er in daalde, nadat de wateren beroerd werden, genezen werd, welke ziekte hij ook hebben mocht.JH 72.2

    Velen bezochten het badwater op hoop van genezing, maar de meesten werden teleurgesteld. Als het water beroerd werd, was de menigte zoo groot, dat velen niet eens den rand van het water bereiken konden.JH 72.3

    Op zekeren Sabbat kwam Jezus te Bethesda. Zijn hart werd met medelijden vervuld toen Hij de arme lijders daar zag liggen.JH 72.4

    Er was een man, die ongelukkiger scheen dan al de anderen. Acht en dertig jaren lang was hij reeds een hulpelooze kreupele. Geen geneesheer kon hem herstellen. Menigmaal was hij naar Bethesda gebracht, maar wanneer de wateren beroerd werden, daalde een ander er vóór hem in.JH 72.5

    Op dezen Sabbat had hij weder getracht het badwater te bereiken, maar tevergeefs. Jezus zag hem toen hij weer terug kroop naar zijn mat, die zijn bed was. Zijn kracht was bijna uitgeput. Indien er niet spoedig hulp kwam, moest hij sterven.JH 72.6

    Terwijl hij daar lag en nu en dan een blik wierp op het water, boog een medelijdend gelaat zich over hem heen, en hij hoorde een stem zeggen: “Wilt gij gezond worden?”JH 72.7

    De man antwoordde bedroefd: “Heere! ik heb geen mensch om mij te werpen in het badwater, en terwijl ik kom, zoo daalt een ander vóór mij neder.”JH 73.1

    Hij wist niet, dat Degene die bij hem stond, niet alleen hèm kon genezen, maar ook allen die tot Hem kwamen. Jezus zeide tot den man: “Sta op, neem uw beddeken op en wandel!”JH 73.2

    Dadelijk trachtte hij het bevel te gehoorzamen en de kracht kwam. Hij sprong overeind en bevond dat hij kon staan en loopen. Wat was dat een genot!JH 73.3

    Hij nam zijn bed op en haastte zich naar huis, lovende God bij elken stap. Al spoedig ontmoette hij eenige Farizeën, aan wien hij zijn wonderlijke genezing vertelde. Zij schenen niet blijde te zijn, maar bestraften hem omdat hij op Sabbat zijn bed droeg. Maar de man antwoordde hen: “Die mij gezond gemaakt heeft, die heeft mij gezegd: Neem uw bed op en wandel.” Joh. 5:1—11.JH 74.1

    Zij waren nu niet langer ontevreden over dezen man, maar zij beschuldigden Hem, die hem gezegd had zijn bed op den Sabbat te dragen.JH 74.2

    Er woonden te Jeruzalem, waar Jezus nu was, vele geleerde rabbijnen. Hier werden vele verkeerde ideeën betreffende het vieren van den Sabbat aan het volk geleerd. Groote menigten kwamen om te aanbidden in den tempel en op deze wijze werd de leer der rabbijnen wijd en zijd verbreid. Jezus wenschte deze dwaalbegrippen te verbeteren. Daarom genas hij den man ook op den Sabbat en zeide hem zijn bed te dragen. Hij wist, dat deze daad de aandacht van de rabbijnen zou trekken, en dat dit Hem een gelegenheid zou geven om hen beter te onderrichten. Dit gebeurde ook. De Farizeën brachten Jezus voor het Sanhedrin, den Hoogen Raad der Joden, om Zich daar te verantwoorden op de beschuldiging van Sabbatschennis.JH 74.3

    De Heiland verklaarde, dat Zijn daad in overeen-stemming was met de Sabbatswet. Wat Hij gedaan had was in harmonie met den wil en het werk van God. “Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook,” antwoordde Hij. Joh. 5:17.JH 74.4

    God werkt onophoudelijk, door al wat leeft in stand te houden. Zou Zijn werk op den Sabbat ophouden? Zou God de zon verbieden haar loop te volbrengen op den Sabbat? Zou Hij haar stralen weerhouden, die de aarde verwarmen en de planten doen groeien? Zouden de beken ophouden om de velden te bewateren en de golven der zee het getij van eb en vloed niet volgen? Moest het graan op dien dag niet groeien en boomen en bloemen niet bloeien op den Sabbat?JH 75.1

    Dan zou de mensch de vruchten der aarde moeten missen en al de zegeningen, die het leven in stand houden. De natuur moet haar werk voortzetten of de mensch zou moeten sterven. Ook heeft de mensch op dien dag nog werk te doen. De noodzakelijke dingen des levens moeten worden gedaan, de zieken moeten worden verzorgd en in de behoeften van hulpbehoevenden moet worden voorzien. God wil niet dat Zijn schepselen één uur pijn zullen lijden, als dit zou kunnen worden verholpen, het zij op den Sabbat of op een anderen dag.JH 75.2

    Gods werk eindigt nooit en wij moeten nooit ophouden goed te doen. Maar de wet verbiedt ons, dat wij op den rustdag des Heeren ons eigen werk zouden doen. Geen werk voor het onderhoud des levens, voor wereldsch pleizier of voordeel is op dien dag geoorloofd. De Sabbat mag echter niet worden doorgebracht in nuttelooze werkeloosheid. Evenals God op den Sabbat ophield met scheppen en rustte, zoo moeten wij ook rusten. Hij verlangt van ons, dat wij onze dagelijksche bezigheden ter zijde zullen stellen en deze heilige uren besteden aan gezonde rust in godsdienstoefening en in het doen van goede werken.JH 75.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents