Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Een Waarschuwing Verworpen

    Met hot prediken van de leer van de wederkomst des Heren hadden William Miller en zijn medegenoten als enig doel voor ogen gehad, de mensen op te wekken om zich voor te bereiden op het oordeel. Ze hadden getracht degenen, die voorgaven godsdienstig te zijn, te doen ontwaken tot het besef van de ware hoop van de kerk, en van hun behoefte aan een diepere Christelike ondervinding; en hadden eveneens gepoogd, de onbekeerden hun plicht te doen beseffen van onmiddellik berouw en bekering tot God. “Ze deden geen pogingen om de mensen over te halen, zich aan een zekere sekte of godsdienstige partij aan te sluiten. Vandaar dat ze onder alle partijen en sekten werkten, zonder zich in te laten met hun organisatie of kerkelike tucht.”GT 437.1

    “Bij al hetgeen ik gedaan heb,” zegt Miller, “heb ik nooit de begeerte of gedachte gehad om enig belang in het leven te roepen, afgescheiden van dat van de bestaande kerkgenootschappen, of om het ene te bevoordelen ten koste van het andere. Ik dacht allen van nut te zullen zijn. Aan-nemende, dat alle Christenen zich zouden verheugen in het vooruitzicht van de wederkomst van Christus, en dat degenen, die het niet met mij eens waren, hen, die deze leer omhelsden, niet minder zouden liefhebben, kon ik niet inzien, dat er ooit enige noodzakelikheid bestaan zou voor afzonderlike bijeenkomsten. Mijn enige doel was, zielen tot God te bekeren; het de wereld aan te zeggen, dat het oordeel nadert; en er mijn medemensen toe te bewegen, hun hart z— voor te bereiden, dat ze in staat zouden zijn om hun God in vrede te ontmoeten. De grote meerderheid van hen, die door mijn arbeid tot bekering kwamen, verenigden zich met de verschillende bestaande kerken.”1Bliss, “Memoirs of Wm. Miller,” p. 328.GT 437.2

    Daar zijn werk ertoe strekte om de kerken op te bouwen, werd het een tijd lang gunstig aangezien. Maar toen predikanten en godsdienstleiders zich tegen de Advent-leer verklaarden, en iedere beweging over het onderwerp wensten te onderdrukken, verzetten ze zich er niet alleen tegen van de kansel, maar ontzegden aan hun leden het voorrecht om predikatieën over de wederkomst bij te wonen, of zelfs over hun hoop te spreken op de gezellige bijeenkomsten van de kerk. Dientengevolge verkeerden de gelovigen in een staat van grote moeite en onzekerheid. Ze hadden hun kerken lief, en wilden zich er niet gaarne van afscheiden; maar daar ze zagen, dat het getuigenis van Gods woord onderdrukt werd, en hun het recht werd ontzegd om de profetieën te onderzoeken, gevoelden ze, dat hun trouw aan God hen verbood, zich te onderwerpen. Zij konden hen, die het getuigenis van Gods woord trachtten buiten te sluiten, niet beschouwen als de kerk van Christus, “de steunpilaar en het fondament van de waarheid.” Vandaar dat ze zich gerechtvaardigd achtten om met hun vroegre betrekking te breken. In de zomer van 1844 trokken er zich ongeveer vijftig duizend uit de kerken terug.GT 438.1

    Omtrent deze tijd werd er een merkbare verandering in de meeste kerken in de Verenigde Staten waargenomen. Jaren lang reeds was er een trapsgewijs, doch gestadig toenemen in gelijkvormigheid aan wereldse gebruiken en gewoonten, en een daarmede overeenstemmende vermindering van werkelik geestelik leven opgemerkt; maar in dit jaar verschenen er tekenen van een plotselinge en opmerkelike afval in bijna al de kerken van het land. Terwijl niemand in staat scheen te zijn om de oorzaak hiervan aan te geven, werd het feit zelf overal opgemerkt en besproken, zowel door de pers als van de kansel.GT 438.2

    Op een vergadering van de kerkeraad van Philadelphia zei de heer Barnes, schrijver van de bijbelverklaring, die zo algemeen gebruikt wordt, en predikant van een van de voornaamste kerken in die stad: “dat hij twintig jaren lang het ambt bediend had, en nog nooit tot op de laatste avondsmaaltijd dat sakrament had uitgedeeld, zonder dat de opname van een groter of kleiner aantal nieuwe leden daarmede gepaard was gegaan. Maar nu waren er geen opwekkingen, geen bekeringen; nu was er weinig blijkbare groei in genade onder lien die belijden, en niemand zocht hem in zijn studeerkamer op om over de redding van zijn ziel te spreken. Met de vooruitgang in zaken, en de betere vooruitzichten van handel en fabriekswezen, was er een toename van wereldsgezindheid gekomen. Dat was de toestand van alle kerkgenootschappen.”1Congregational Journal, 23 Mei, 1844.GT 439.1

    In de maand Februarie van hetzelfde jaar zei Professor Finney van het Oberlin College: “Wij hebben het feit onder onze aandacht gehad, dat de Protestantse kerken van ons land als zodanig over het algemeen òf onverschillig òf vijandig gezind zijn tegen al de zedelike hervormingen van onze eeuw. Er zijn gedeeltelike uitzonderingen, doch niet genoeg om het feit anders dan algemeen te doen zijn. We hebben ook een ander bevestigend feit,— de bijna algemene afwezigheid van een opwekkende invloed in de kerken. Geestelike onverschilligheid heerst bijna overal, en is ont-zettend diep geworteld; hier getuigt de godsdienstige pers van het gehele land van. ... De leden van de kerk beginnen voor een groot deel aan de mode verslaafd te geraken, —gaan hand aan hand met de goddelozen door deelname aan partijen, dansen en feestelikheden, enz. . . . Maar we behoeven over dit pijnlike onderwerp niet verder uit te weiden. Het zij genoeg, dat er altijd meer en gewichtiger bewijzen komen, die aantonen, dat de kerken over het alge- meen treurig aan het ontaarden zijn. Ze zijn zeer ver van de Heer afgedwaald, en Hij heeft zich aan hen onttrokken.”GT 439.2

    En een schrijver in de Religious Telescope getuigt: “We zijn nooit van zulk een algemene achteruitgang in de godsdienst getuige geweest, als die op het ogenblik bestaat. Waarlik, de kerk behoorde te ontwaken, en naar de oorzaak van deze droevige toestand te zoeken; want iedereen, die Zion liefheeft, moet het met leedwezen aanzien. Wanneer we ons herinneren, hoe weinig gevallen er zijn van ware bekering, en hoe zelden die voorkomen, en de schier onvergelijkelike onboetvaardigheid en hardheid van de zondaren, roepen we bijna onwillekeurig uit: ‘Heeft God vergeten genadig te zijn? of, Is de deur van de genade gesloten?’” Er bestaat nimmer zulk een toestand, zonder dat de oorzaak ervan in de kerk zelf ligt. De geestelike duisternis, die volken, kerken en personen omhult, is niet te wijten aan een willekeurig terugtrekken van de hulp van de Goddelike genade aan Gods kant, maar aan verontachtzaming of verwerping van Goddelik licht aan de zijde van de mensen. Een treffend voorbeeld hiervan vindt men in de geschiedenis van het Joodse volk ten tijde van Christus. Door hun toewijding aan de wereld en het vergeten van God en Zijn Woord was hun verstand verduisterd, en waren hun harten aards en zinnelik geworden. Aldus verkeerden ze in onwetendheid aangaande de komst van de Messias, en in hun trots en ongeloof verwierpen ze de Verlosser. Zelfs toen sneed God het Joodse volk niet af van een kennis van, of deelname aan de zegeningen van de verlossing. Maar zij, die de waarheid verwierpen, verloren alle verlangen naar de gave des Hemels. Ze hadden “duisternis in de plaats van het licht, en licht in de plaats van duisternis gesteld,” totdat het licht in hen duisternis geworden was; en hoe groot was die duisternis!GT 440.1

    Het past Satans toeleg, dat de mensen de vormen van de godsdienst behouden, zo lang maar de geest van ware godzaligheid ontbreekt. Na hun verwerping van het evangelie gingen de Joden ijverig voort met het handhaven van hun oude ceremonieën, en hielden zich strikt aan hun nationale afzondering, terwijl zijzelven niet nalaten konden, toe te geven, dat Gods tegenwoordigheid zich niet langer onder hen openbaarde. De profetie van Daniël wees z— duidelik op de tijd van de komst van de Messias, en voorspelde Zijn dood z— bepaald, dat ze het onderzoek van die voorzegging tegengingen, en de rabbijnen eindelik een vloek uitspraken over allen, die zich aan een berekening van de tijd zouden wagen. Het volk van Israël heeft negentien honderd jaren in verblindheid en onboetvaardigheid geleefd, onverschillig voor het genadige aanbod van de zaligheid, en zonder acht te geven op de zegeningen van het evangelie, als een ernstige en vreselike waarschuwing tegen het gevaar van licht te verwerpen, dat van Boven komt.GT 440.2

    Waar de oorzaak ervan bestaat, zal zich dezelfde uitkomst tonen. Wie koelbloedig zijn plichtsgevoel onderdrukt, omdat het niet met zijn neigingen overeenkomt, zal eindelik de macht verliezen om tussen waarheid en dwaling te onderscheiden. Het verstand wordt verduisterd, het geweten ongevoelig, het hart verhard, en de ziel wordt van God vervreemd. Waar de boodschap van de Goddelike waarheid verworpen of geminacht wordt, daar wordt de kerk in duisternis gehuld; geloof en liefde verkoelen; vervreemding en onenigheid sluipen binnen. De leden van de kerk schenken hun belangstelling en kracht aan wereldse zaken, en zondaren worden verhard in hun onboetvaardigheid.GT 441.1

    De boodschap van de eerste engel van Openbaring 14, waarin het uur van Gods oordeel aangekondigd wordt, en de mensen worden opgeroepen om Hem te vrezen en heerlikheid te geven, was bedoeld om het volk, dat God belijdt, van de verderfelike invloed van de wereld af te scheiden, en hen op te wekken tot een besef van hun ware toestand van wereldsgezindheid en afvalligheid. In deze boodschap had God een waarschuwing aan de kerk gezonden, welke, indien die aangenomen was, het kwaad verholpen zou hebben, dat tussen God en de kerk scheiding maakte. Hadden ze de boodschap uit de hemel aangenomen, hun harten voor de Heer verootmoedigd, en in oprechtheid getracht zich voor te bereiden om in Zijn tegenwoordigheid te staan, zo zouden de Geest en de kracht Gods zich onder hen hebben geopenbaard. De kerk zou opnieuw die gezegende staat van eenheid, geloof en liefde bereikt hebben, welke er ten tijde van de apostelen bestond, toen de gelovigen “één hart en één ziel” waren, en “spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid,” en toen “de Heer dageliks toedeed tot de gemeente, die zalig werden.”1Hand. 4:32, 31; 2:47.GT 441.2

    Indien het volk, dat God belijdt, het licht wilde ontvangen, zoals het op hen schijnt uit Zijn Woord, zouden zij tot die eenheid geraken, waarom Christus bad, en die door de apostel beschreven wordt, als de “enigheid des Geestes door de band des vredes.” Hij zegt: “Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één, hoop van uw beroeping; één Heer, één geloof, één doop.”2Efeze 4:3-5.GT 442.1

    De gezegende ondervindingen, welke zij hadden, die de Advent-boodschap aannamen, waren van deze aard. Ze kwamen uit verschillende kerkgenootschappen, en hun kerkelike scheidsmuren werden terneder geworpen; tegenstrijdige geloofspunten werden weggedaan; de onschriftuurlike hoop op een duizendjarig rijk vor het einde van de tijd werd opgegeven ; valse denkbeelden aangaande de wederkomst van de Heer werden verbeterd; trots en gelijkvormigheid aan de wereld werden weggevaagd; verkeerde verstandhoudingen werden goed gemaakt; harten werden verenigd in de zoetste gemeenschap, en liefde en vreugde hadden de overhand. Indien deze leer dit deed voor de weinigen, die hem aanamen, zou hij voor alle hetzelfde gedaan hebben, indien allen hem hadden ontvangen!GT 442.2

    Maar de kerken *amen over het algemeen de waarschuwing niet aan. Hun predikanten, die als “wachters over het huis Israels” de eersten behoorden geweest te zijn, om de tekenen van Jezus’ wederkomst te onderscheiden, hadden de waarheid niet leren kennen door middel van de geschriften van de profeten, of de tekenen van de tijden. Terwijl wereldse verwachtingen en eerzucht de harten vervulden, was de liefde tot God en het vertrouwen op Zijn Woord verkoeld; en toen de Advent-leer verkondigd werd, wekte die slechts vooroordeel en ongeloof op. Dat de boodschap voor het merendeel door leken gepredikt werd, werd als een bewijsgrond ertegen aangevoerd. Gelijk van ouds werd aan het eenvoudige getuigenis van Gods woord de vraag tegenovergesteld : “Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeën?” En ziende welk een moeilike taak het was om de argumenten te wederleggen, die uit de profetiese tijdperken geput werden, stelden zich velen tegen het onderzoek van de profetieën, en leerden, dat de profetiese boeken verzegeld waren, en niet verstaan konden worden. Scharen van mensen weigerden, in onbepaald vertrouwen op hun leraren, om naar de waarschuwing te luisteren; en anderen, ofschoon van de waarheid overtuigd, durfden die niet belijden, opdat ze niet “uit de synagoge geworpen” zouden worden. De boodschap, welke God gezonden had om de kerk te toetsen en te reinigen, openbaarde maar al te duidelik, hoe groot het aantal was van hen, die hun harten hadden gesteld op deze wereld in plaats van op Christus. De banden, die hen aan de aarde kluisterden, waren sterker, dan hetgeen hen tot de hemel aantrok. Ze verkozen te luisteren naar de stem van de wereldse wijsheid, en keerden zich af van de boodschap der waarheid, die het hart doorzoekt.GT 442.3

    Door de waarschuwing van de eerste engel niet aan te nemen, verwierpen ze de middelen, door de Hemel tot hun herstel beraamd. Ze verachtten de genadige boodschapper, die het kwaad, dat hen van God scheidde, uit de weg geruimd zou hebben, en wendden zich om met groter verlangen de vriendschap van de wereld te zoeken Hier lag de oorzaak van die vreselike toestand van wereldsgezindheid, afval en geestelike dood, die in 1844 in de kerken heerste.GT 443.1

    In Openbaring 14 wordt de eerste engel door een tweede gevolgd, die uitriep: “Zij is gevallen, zij is gevallen, Baby-lon, die grote stad, omdat zij uit de wijn van de toorn van haar hoererij alle volken heeft gedrenkt.”1Openb. 14:8. De naam “Babylon ” is van “Babel” afgeleid, en betekent “verwarring.” Hij wordt in de Schrift gebruikt om de verschillende vormen van valse of afvallige godsdienst uit te drukken. In Openbaring 17 wordt Babylon voorgesteld als een vrouw, een beeld, dat in de Bijbel gebezigd wordt als het symbool van een kerk, een deugdzame vrouw een reine kerk, en een slechte, een afvallige kerk voorstellende.GT 443.2

    In de Bijbel wordt het heilige en duurzame karakter van de verhouding, die er tussen Christus en Zijn kerk bestaat, voorgesteld door de huweliksband. De Heer heeft Zijn volk verbonden door een plechtig verbond, waarin Hij belooft hun God te zullen zijn, en zij zich verbinden Hem, en Hem alleen te zullen toebehoren. Hij verklaart: “Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden.”1Hos. 2:19. En wederom: “Ik heb u getrouwd.”2Jer. 3:14. En Paulus gebruikt hetzelfde beeld in het Nieuwe Testament, wanneer hij zegt: “Ik heb ulieden toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelik aan Christus.”32 Kor. 11:2.GT 444.1

    De ontrouw van de kerk van Christus, betoond door het vertrouwen en de genegenheid van Hem af te trekken, en liefde tot wereldse zaken de ziel te laten vervullen, wordt vergeleken met het verbreken van de huweliksbelofte. De zonde van Israël in het zich afkeren van de Heer, wordt onder dit beeld voorgesteld; en de wondervolle liefde Gods, die aldus geminacht wordt, is treffend afgebeeld: “Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heer, Heer, en gij werdt de Mijne.” “Gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig, dat ge een koninkrijk werdt. Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlikheid, die Ik op u gelegd had. . . . Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd van wege uw naam.” “Gelijk een vrouw trouwelooslik scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslik tegen Mij gehandeld, gij huis Israëls, spreekt de Heer;” “O die overspelige vrouw! ze neemt in plaats van haar man de vreemde man.”1Ezech. 16:8, 13-15, 32; Jer. 3:20.GT 444.2

    In het Nieuwe Testament worden gelijkluidende woorden gericht tot belijdende Christenen, die de vriendschap van de wereld verkiezen boven de gunst van God. De apostel Jakobus zegt: “Overspelers en overspeleressen! weet ge niet, dat de vriendschap van de wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend van de wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.”GT 445.1

    De vrouw (Babylon) van Openbaring 17 wordt beschreven als “bekleed met purper en scharlaken, en versierd met — goud, en kostelik gesteente, en paarlen, en had in haar hand een gouden drinkbeker, vol van gruwelen en van onreinigheid. . . . En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelik Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder van hoererijen.” De profeet zegt: “Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de heiligen, en van het bloed van de getuigen van Jezus.”2Openb. 17:4-6. Babylon wordt verder gezegd te zijn: “De grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen van de aarde.”3Openb. 17:18. De macht, die zoveel eeuwen achtereen despoties geheerst heeft over de vorsten van de Christenheid, is Rome. De purperen en scharlaken kleur, het goud en de kostelike stenen en paarlen, geven een duidelik beeld van de pracht en meer dan koninklike praal, die de trotse paus van Rome ten toont spreidt. En van geen andere macht kon het met zoveel waarheid gezegd worden, dat hij “dronken was van het bloed van de heiligen,” als van die kerk, die de volgelingen van Christus zo wreed vervolgd heeft. Babylon wordt ook beschuldigd van de zonde van in onwettige verhouding gestaan te hebben tot “de koningen van de aarde.” Het was door zich van de Heer af te keren, en zich met de heidenen te vergezelschappen, dat de Joodse kerk een hoer werd; en over Rome wordt een zelfde oordeel uitgesproken, omdat het zich op dezelfde wijze besmet heeft door bij wereldlike machten steun te zoeken.GT 445.2

    Babylon wordt gezegd “de moeder van hoererijen” (of “van de hoeren”) te zijn. Door haar dochters moeten kerken zinnebeeldig voorgesteld worden, die zich vasthouden aan haar leer en overleveringen, en haar voorbeeld volgen van de waarheid en goedkeuring Gods op te offeren om een onwettige verbintenis met de wereld aan te knopen. De boodschap van Openbaring 14, welke de val van Babylon aankondigt, moet van toepassing zijn op godsdienstige lichamen, die eenmaal rein geweest, en nu bedorven geworden zijn. Daar deze boodschap op de waarschuwing tegen het oordeel volgt, moet hij in de laatste dagen gegeven worden, en kan daarom niet op de Roomse Kerk alleen doelen, want die kerk heeft sedert vele eeuwen in een gevallen toestand verkeerd. Daarenboven wordt Gods volk in het achttiende hoofdstuk van de Openbaring opgeroepen om uit Babylon te gaan. Volgens deze tekst moeten er velen van Gods volk nog in Babylon zijn. En bij welke godsdienstige lichamen kan men het grootste deel van de volgelingen van Christus tans vinden? Zonder twijfel in de verschillende kerken, die het Protestantse geloof belijden. Ten tijde van hun stichting verklaarden deze kerken zich op edele wijze voor God en de waarheid, en Zijn zegen was over hen. Zelfs de ongelovige wereld was gedwongen om de weldadige uitkomsten te erkennen, die de aanname van de grondbeginselen van het evangelie ten gevolge had. De profeet zegt tot Israël: “Daarom ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid: want die was volmaakt door Mijn heerlikheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heer, Heer.”1Ezech. 16:14, 15. Maar ze vielen door dezelfde begeerte, die de vloek en het verderf van Israël werd,— de wens namelik om de gebruiken van de goddelozen na te volgen en hun vriendschap te verwerven. “Gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd van wege uw naam.”1Ezech. 16:14, 15.GT 446.1

    Vele Protestantse kerken volgen Rome’s voorbeeld van zich op schuldige wijze met de “koningen van de aarde” te verbinden;— de staatskerken, door hun betrekking tot wereldlike goevernementen; en andere gezinten door te zoeken, bij de wereld in de gunst te staan. En de benaming “Babylon”—verwarring — kan met recht op deze lichamen toegepast worden, die alle voorgeven hun leer uit de Bijbel te putten, en die toch in bijna ontelbare sekten zijn verdeeld met zeer uiteenlopende en strijdige geloofspunten en theorieën.GT 446.2

    Behalve een schuldige verbinding met de wereld, vertonen de kerken, die zich van Rome afgescheiden hebben, nog andere van zijn karaktertrekken.GT 447.1

    Een Rooms Katholiek beweert dat, “indien de Kerk van Rome zich ooit schuldig gemaakt heeft aan afgodedienst, wat de heiligen betreft, zo is de dochter, de Engelse Kerk, daar even schuldig aan, daar die tien kerkgebouwen heeft, die aan Maria gewijd zijn, tegen één, dat aan Christus gewijd is.”1Dr. Challoner, “The Catholic Christian Instructed,” Voorbericht, pp. 21, 22 (ed. 1897).GT 447.2

    En Dr. Hopkins verklaart in “Een verhandeling over het Millennium”: “Er bestaat geen reden om aan te nemen, dat de antichristelike geest en gebruiken zich bepalen tot wat nu de Kerk van Rome genoemd wordt. De Protestantse kerken hebben veel van de antichrist in zich, en zijn op verre na niet geheel en al hervormd van . . . bederf en ongerechtigheid.”2Hopkins, Samuel, “Works,” Deel II, p. 328 (ed. 1854).GT 447.3

    Wat de scheiding van de Presbyteriaanse Kerk van Rome betreft, schrijft Dr. Guthrie: “Drie honderd jaren geleden trad onze kerk met een open Bijbel op zijn banier, en de spreuk, ‘Onderzoekt de Schriften’, als zijn leus, uit de poorten van Rome.” En dan doet hij de betekenisvolle vraag: “Zijn we Babylon geheel en al uitgetreden?”3Guthrie, John, “The Gospel in Ezekiel,” p. 237 (Edinburgh ed. 1857).GT 447.4

    “De Engelse Kerk,” zegt Spurgeon, “schijnt doorkankerd te zijn van het sakramentarianisme; maar de afgescheiden kerken schijnen bijna evenzeer doortrokken van filosofies ongeloof. Die, van welke we betere dingen verwachtten, keren zich een voor een van de grondbeginselen van het geloof af. Ik geloof, dat het wezenlike hart van Engeland doorweven is van een vervloekt ongeloof, dat nog op de kansel durft staan en zichzelf Christen noemen.”GT 447.5

    Wat is de oorsprong van de grote afval geweest? Hoe is de kerk in het eerst afgeweken van de eenvoudigheid van het evangelie ?— Door de gebruiken van het heidendom over te nemen, ten einde de aanname van het Christendom voor de heiden gemakkelik te maken. De apostel Paulus verklaarde, zelfs in zijn tijd: “De verborgenheid der ongerechtigheid wordt alreeds gewrocht.”12 Thess. 2:7. Gedurende het leven van de apostelen bleef de kerk betrekkelik rein. “Maar tegen het einde van de tweede eeuw namen de meeste kerken een nieuwe gedaante aan; de oorspronkelike eenvoudigheid verdween; en ongemerkt, terwijl de oude discipelen in hun graven gelegd werden, stonden hun kinderen, tezamen met nieuwe bekeerlingen op ... en gaven aan de zaak een nieuwe vorm.”2Robinson, Robert, “Ecclesiastical Researches,” Kap. 6, par. 17 (ed. 1792, p. 51). Om bekeerlingen te krijgen werd de verheven standaard van het Christelik geloof verlaagd, en als gevolg hiervan “voerde een heidense stroom, die de kerk binnenvloeide, de gewoonten, gebruiken, en afgoden van het heidendom met zich mede.” Daar de Christelike godsdienst zich van de gunst en ondersteuning van wereldse heersers had verzekerd, namen grote menigten hem in naam aan; maar terwijl ze in schijn Christenen waren, “bleven velen in werkelikheid heidenen, die in het geheim voornamelik hun afgoden aanbaden.”3Gavazzi’s Lectures, p. 278 (ed. 1854).GT 448.1

    Is dezelfde gedragslijn niet gevolgd in bijna iedere kerk, die zich Protestant noemt? Naarmate de stichters ervan, die de ware hervormingsgeest hadden, wegsterven, staan hun nakomelingen op en “geven aan de zaak een nieuwe vorm.” Terwijl ze zich blindelings vastklemmen aan de geloofsleer van hun vaderen, en weigeren om iedere waarheid aan te nemen, die dezen niet gezien hébben, wijken de kinderen van de hervormers groteliks af van het voorbeeld van nederigheid, zelfopoffering, en onthouding van de wereld, dat hun gesteld was. Aldus “verdwijnt de oorspronkelike eenvoud.” Een wereldse stroom vloeit de kerken binnen, en “voert de gewoonten, gebruiken en afgoden van de wereld met zich mede.”GT 448.2

    Helaas, hoezeer wordt die vriendschap van de wereld, welke “vijandschap Gods is,” tans op prijs gesteld onder hen, die voorgeven volgelingen van Christus te zijn! Hoe ver zijn de gevestigde kerken door de gehele Christenheid heen afgeweken van de bijbelse standaard van nederigheid, zelfopoffering, eenvoud, en godzaligheid! John Wesley zei, over het rechte gebruik van geld sprekende: “Verkwist geen deel van zulk een kostbaar talent aan overdadige of kostbare kledij, of aan nutteloze versierselen, eenvoudig om het oog te bevredigen. Besteedt geen deel ervan aan eigenaardige versieringen van uw huizen; aan overdadig of kostbaar meublement; aan dure schilderijen, aan schilderen of vergulden. . . . Geeft niets uit om de grootsheid van het leven te bevredigen, of de bewondering of lof van de mensen te winnen. ... ‘Zo lang ge uzelven goed doet, zullen de mensen goed van u spreken.’ Zo lang ge ‘in purper en fijn linnen gekleed gaat, en iedere dag overdadig leeft,’ zullen velen zonder twijfel uw goede smaak, uw mildheid en gastvrijheid roemen. Maar koopt hun lof niet tegen zulk een dure prijs. Stelt u liever tevreden met de eer, die van God komt.”1Wesley's Works Sermon 50, “The Use of Money.” In vele kerken van onze tijd echter wordt zulk een leer niet op prijs gesteld.GT 449.1

    Een schijn van godsdienst te hebben is een algemeenheid geworden in de wereld. Heersers, staatslieden, wetgeleerden, dokters, kooplieden, sluiten zich bij de kerk aan, als een middel om zich van de achting en het vertrouwen van de maatschappij te verzekeren, en hun eigen wereldse belangen te bevorderen. Aldus trachten ze al hun onrechtvaardige handelingen te bedekken onder een voorgewend Christendom. De verschillende godsdienstige lichamen, versterkt door de rijkdom en invloed van deze gedoopte wereldlingen, doen nog een hoger bod op volksgunst en bescherming. Prachtige kerken, op de allerkostbaarste wijze versierd, worden in de drukste straten van verkeer opgericht. Zij, die de godsdienstoefening bijwonen, zijn rijk en naar de laatste mode gekleed. Er wordt een hoog salaris betaald aan een begaafde prediker om de mensen onderhoudend toe te spreken en aan te lokken. Zijn preken moeten niet aan de volkszonden raken, maar zacht en aangenaam gemaakt worden voor beschaafde oren. Aldus worden de namen van deftige zondaren op de kerkregisters geplaatst, en zonden, die in de mode zijn, bedekt onder een schijn van godzaligheid.GT 449.2

    Een van de voornaamste wereldse tijdschriften zegt, doelende op de tegenwoordige verhouding, waarin degenen, die voorgeven Christenen te zijn; tot de wereld staan: “Ongemerkt heeft de kerk toegegeven aan de geest van de eeuw, en de vormen van godsdienstoefening ingericht naar de nieuwerwetse behoeften.” “De kerk bedient zich nu inderdaad van alles, wat helpen kan om de godsdienst aantrekkelik te maken.” Een schrijver in de Nieuw-York Independent spreekt over het Methodisme, zoals het tans is, als volgt: “De scheidslijn tussen het Goddelike en ongodsdienstige is overgegaan in een soort van halfschaduw, en ijverige mannen aan beide kanten trachten alle onderscheid tussen hun handelwijzen en genotzucht uit te wissen.” “De populariteit van de godsdienst leidt er zeer sterk toe om het aantal te doen aangroeien van hen, die zich van de voordelen ervan wensen te verzekeren, zonder zijn verplichtingen eerlik op zich te nemen.”GT 450.1

    Howard Crosby zegt: “Het is een zaak, die de allergrootste bezorgdheid verwekt, dat de kerk van Christus, zo als wij die aanschouwen, zo weinig beantwoordt aan wat de Heer met de kerk voorgehad heeft. Juist zoals de Joden vanouds door gemeenzame omgang met de afgodiese volken hun harten van God lieten afkeren, ... zo laat Jezus’ kerk, door een bedriegelike verstandhouding met de ongelovige wereld, tans de Goddelike regelen van zijn innerlik leven varen, geeft zich over aan de verderfelike gewoonten van een Christelike maatschappij, en maakt gebruik van argumenten en komt tot besluiten, welke aan de openbaring Gods vreemd zijn, en alle wasdom in genade bepaald tegenhouden.”1“The Healthy Christian; An Appeal to the Church,” pp. 141, 142 (ed. 1871).GT 450.2

    In deze vloed van wereldsgezindheid en genotzucht zijn zelfverloochening en zelfopoffering bijna geheel en al ver-loren gegaan. “Sommigen van de mannen en vrouwen, die tans in de kracht van hun leven zijn in onze kerken, hebben als kinderen geleerd, opofferingen te maken, ten einde in staat te zijn om iets voor Christus te geven of te doen.” Maar “als er nu gelden nodig zijn, . . . moet niemand opgeroepen worden om te geven. O neen! houdt een bazaar, tableaux,- een nagemaakte gerechtshofzitting, maakt een oudheidkundig soepee, of geeft iets te eten,— zolang het maar iets is om de mensen genoegen te verschaffen.”GT 452.1

    Gouverneur Washburn van Wisconsin verklaarde in zijn jaarlikse boodschap, 9 Jan. 1873: “Er schijnen bepaald wetten nodig te zijn om de scholen uit te roeien, waar dobbelaars gemaakt worden. Die scholen bestaan overal. De kerk zelfs (ongetwijfeld zonder het te weten) helpt somtijds het werk van de duivel aan. Prijskonserten, prijsondernemingen, en dobbel partijtjes, somtijds ten behoeve van godsdienstige of liefdadige, maar dikwels ook voor minder prijzenswaardige doeleinden, loterijen, prijspaketten, en zo verder, zijn zo vele manieren om geld te krijgen, waar geen waarde voor gegeven wordt. Er is niets zo zedebedervend of opwindend, in het biezonder voor jongelieden, als het verkrijgen van geld of goed zonder arbeid. Daar mensen van fatsoen aan dergelijke kansondernemingen meedoen, en hun geweten geruststellen met de gedachte, dat het geld voor een goed doel aangewend wordt, is het niet bevreemdend dat de jonge mensen van de Staat zo dikwels in de gewoonten vervallen, welke de opwinding van hazardspelen zo goed als zeker moet veroorzaken.”GT 452.2

    De geest van gelijkheid aan de wereld doortrekt de kerken door de gehele Christenheid heen. Robert Atkins hangt in een preek, te Londen gehouden, een donkere schilderij op van de geestelike achteruitgang, die er in Engeland heerst: “De ware rechtvaardigen zijn verminderd op de aarde, en niemand neemt het ter harte. De belijders van de godsdienst van de tegenwoordige tijd, in iedere kerk, hebben de wereld lief, maken zich aan de wereld gelijk, zijn gemakzuchtig, en haken ernaar, geacht te worden. Ze zijn geroepen om met Christus te lijden, maar beven zelfs voor hoon terug. . . . Afval, afval, afval, staat op de voorgevel van iedere kerk gegraveerd; en indien ze het maar wisten, en indien ze het maar gevoelden, dan zou er hoop zijn; maar helaas! ze roepen: ‘We zijn rijk, en verrijkt geworden, en hebben geens dings gebrek.’ “1Second Advent Library, Traktaat No. 39.GT 452.3

    De grote zonde, welke Babylon ten laste wordt gelegd, is, dat het “alle volken heeft doen drinken uit de wijn van de toorn van haar hoererij.” Deze bedwelmende beker, welke het aan de wereld aanbiedt, stelt de valse leer voor, die het aangenomen heeft ten gevolge van een onwettige betrekking tot de groten van de aarde. Vrienschap met de wereld bederft het geloof van de kerk, en oefent op zijn beurt verderfelike invloed op de wereld uit door leerstellingen te onderwijzen, die zich tegen de eenvoudigste verklaringen van de Heilige Schrift aankanten.GT 453.1

    Rome hield de Bijbel van het volk weg, en eiste, dat alle mensen zijn kerkleer in de plaats ervan zouden aannemen. Het was het werk van de Hervorming om de mensen Gods woord terug te geven; doch is het niet maar al te waar, dat aan de mensen in de kerken van onze tijd geleerd wordt, hun geloof op de geloofsleer en de leerstellingen van hun kerk, in plaats van op de Schriften te bouwen? Charles Beecher, over de Protestantse kerken sprekende, heeft gezegd: “Ze schrikken met dezelfde gevoeligheid terug voor een hard woord tegen hun geloofsleer, als deze heilige vaders teruggebeefd zouden hebben voor een hard woord tegen de aangroeiende verering, die zij koesterden, voor heiligen en martelaren. ... De Protestantse evangeliese gezinten hebben elkanders en hun eigen handen z— gebonden, dat onder hen niemand ergens prediker kan worden, zonder het een of ander boek behalve de Bijbel aan te nemen. ... Er is geen verbeelding in de bewering, dat de macht van de geloofsleer tans de Bijbel even wezenlik begint te verbieden, als Rome dat gedaan heeft, ofschoon op sluwere wijze.”1Preek over “The Bible a Sufficient Creed,” gehouden te Fort Wayne, Indiana, 22 Febr., 1846.GT 453.2

    Wanneer getrouwe leraars Gods woord verklaren, staan er geleerde mannen op, predikanten, die voorgeven, de Schriften te verstaan, welke gezonde leer voor ketterij uitmaken, en op die wijze degenen, die naar waarheid zoeken, wegleiden. Was het niet, dat de wereld hopeloos dronken is van de wijn van Babylon, er zouden scharen overtuigd en bekeerd worden door de eenvoudige, scherpsnijdende waarheden van het woord van God. Maar godsdienstig geloof schijnt z— verward en in tegenspraak met zichzelf, dat de mensen niet weten wat als waarheid aan te nemen. De zonde van de onboetvaardigheid van de wereld ligt aan de deur van de kerk.GT 454.1

    De boodschap van de tweede engel van Openbaring 14 werd het eerst in de zomer van 1844 gepredikt, en was toen meer onmiddellik van toepassing op de kerken van de Verenigde Staten, waar de waarschuwing van het oordeel het luidst verkondigd en het meest algemeen verworpen was, en waar de afval in de kerken het snelst had plaats gevonden. Toch bereikte de boodschap van de tweede engel zijn algehele vervulling niet in 1844. De kerken kwamen toen tot een zedelike val ten gevolge van hun weigering om het licht van de boodschap van de wederkomst aan te nemen; maar die afval was niet volkomen. Verder gaande met hun verwerping van de biezondere boodschappen voor deze tijd, zonken ze al lager en lager. Toch kan er nog niet gezegd worden, dat Babylon gevallen is, . . . dewijl uit de wijn van de toorn van haar hoererij alle volken gedronken hebben.” Dit is nog niet met alle volken gebeurd. De geest van gelijkheid aan de wereld en onverschilligheid voor de toetsende waarheden van onze tijd, bestaat, en heeft wortel geschoten in de kerken van het Protestantse geloof in al de landen van de Christenheid; en deze kerken zijn besloten onder het plechtige en vreselike oordeel van de tweede engel. Maar de afval heeft zijn toppunt nog niet bereikt.GT 454.2

    De Bijbel verklaart, dat de Satan vor de wederkomst van de Heer zal werken “in alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen, en alle verleiding der onrechtvaardigheid;” en zij, die “de liefde van de waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden,” zullen overgegeven worden aan “een kracht der dwaling, dat ze de leugen zouden geloven.”12 Thess. 2:9-11. Niet voordat deze toestand zal bereikt, en de vereniging van de kerk met de wereld volmaakt zijn zal door de gehele Christenheid heen, zal de val van Babylon volkomen wezen. De verandering gaat steeds verder, en de volkomen vervulling van Openb. 14:8 ligt nog in de toekomst.GT 455.1

    Niettegenstaande de geestelike duisternis en de vervreemding van God, die er in de kerken, uit welke Babylon is samengesteld, bestaat, wordt de grote menigte van de ware volgelingen van Christus nog in de schoot van die kerken gevonden. Er zijn er velen onder hen, die de biezondere waarheden voor deze tijd nimmer ingezien hebben. Niet weinigen zijn ontevreden met hun tegenwoordige toestand, en verlangen naar helderder licht. Ze zoeken tevergeefs naar het beeld van Christus in de kerken, waar ze leden van zijn. Terwijl deze lichamen verder en verder van de waarheid afdwalen, en zich nauwer aan de wereld aansluiten, zal het verschil tussen de twee klassen groter worden, en eindelik op scheiding uitlopen. De tijd zal komen, dat zij, die God boven alles liefhebben, niet langer in gemeenschap kunnen staan met degenen, die “meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods zijn; hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht ervan verloochend hebben.”GT 455.2

    Openbaring 18 duidt op de tijd, wanneer de kerk, als gevolg van het verwerpen van de drievoudige waarschuwing van Openbaring 14: 6-12, zich geheel en al in de toestand zal bevinden, welke door de tweede engel voorspeld is; en wanneer het volk Gods, dat nog in Babylon verkeert, opgeroezal worden om hun gemeenschap ermede af te breken. Dit is de laatste boodschap, die ooit aan de wereld zal worden gegeven, en zal zijn werk voltooien. Wanneer zij, “die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid, “12 Thess. 2:12. zullen overgegeven worden aan een kracht der dwaling, om de leugen te geloven, dan zal het licht van de waarheid schijnen op allen, wier harten open staan om het te ontvangen, en al de kinderen des Heren, die nog in Babylon zijn, zullen acht geven op de roepstem: “Gaat uit van haar, Mijn volk.”2Openb. 18:4.GT 455.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents