Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Ereste Geschriften - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 17: GEBED EN GELOOF

    IK heb menigmaal gezien dat de kinderen des Heren het gebed verwaarlozen, voornamelik het eenzame gebed; dat velen niet dat geloof oefenen, hetwelk hun voonecht en plicht is te oefenen, menigmaal wachtende op dat gevoel, dat het geloof alleen brengen kan. Gevoel is geen geloof; de twee zijn twee verschillende dingen. Het staat aan ons om geloof te oefenen, maar het staat aan God om een blij gevoel en de zegen te geven. De genade Gods komt tot de ziel door het kanaal van het levend geloof, en het staat in onze macht om dat geloof te oefenen.EG 77.1

    Het ware geloof eigent zich de beloofde zegen toe en maakt er aanspraak op, voordat het die beseft en gevoelt. Wij moeten onze gebeden in het geloof opzenden tot binnen het binnenste voorhangsel, en ons geloof zich de beloofde zegen laten toeëigenen, en er aanspraak op maken als ons eigendom. Dan moeten wij geloven, dat wij de zegen ontvangen, omdat ons geloof die ons toegeēigend heeft, en volgens het Woord is hij de onze. “Alle dingen, die gij biddende begeert, gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden.” Dat is geloof, bloot geloof, te vertrouwen, dat wij de zegen ontvangen, zelfs voordat wij het beseffen. Wanneer de beloofde zegen gevoeld en genoten is geworden, dan is het geloof verslonden. Maar velen veronderstellen dat zij veel geloof hebben, wanneer zij een grote mate van de Geest deelachtig zijn, en dat zij geen geloof kunnen hebben, tenzij zij de kracht van de Geest gevoelen. Dezulken verwarren het geloof met de zegen, die door het geloof komt. Juist dan, wanneer wij gevoelen dat wij de Geest niet hebben, is het tijd om geloof te oefenen. Wanneer dichte wolken van duisternis over de geest schijnen heen te trekken, is het tijd om het levend geloof door de duisternis te laten heendringen en de wolken te verdrijven Het ware geloof berust op de beloften, die in Gods woord besloten zijn, en alleen zij, die dat Woord gehoorzaam zijn, kunnen aanspraak maken op de heerlike beloften, erin vervat. “Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.” Joh. 15: 7. “En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren, en doen hetgeen behagelik is voor Hem.” 1 Joh. 3: 22 Wij moeten veel tijd in stil gebed doorbrengen. Christus is de wijnstok, wij zijn de ranken. En indien wij willen groeien en bloeien, moeten wij voortdurend sap en voedsel trekken uit de Levende Wijnstok; want gescheiden van de Wijnstok hebben wij geen kracht.EG 77.2

    Ik vroeg de engel waarom er niet meer geloof en kracht in Israel aangetroffen wordt. Hij antwoordde: “Gij hebt de arm des Heren te gauw losgelaten. Breng uw gebeden met aandrang tot de troon, en blijf aanhouden in sterk geloof. De beloften zijn zeker. Gelooft, dat gij de dingen, die gij biddende begeert, ontvangen zult, en zij zullen u geworden.” Toen werd ik op Elija gewezen. Hij was een mens van gelijke bewegingen als wij, en bad ernstiglik. Zijn geloof kon de toets doorstaan. Zevenmaal boog hij zich voor de Heer in het gebed, en eindelik werd de wolk bespeurd. Ik zag dat wij aari de zekere beloften getwijfeld hadden, en dat wij de Heiiand hadden gewond door ons gebrek aan geloof. De engel sprak: “Omgord u met de wapenrusting, en neem bovenal het schild des geloofs, want dat zal het hart, het leven zelf, behoeden voor de vurige pijlen van de boze.” Wanneer de vijand er de moedelozen toe kan krijgen om hun ogen van Jezus af te trekken en ze op zichzelven te vestigen, en te denken over hun eigen onwaardigheid, in plaats van op de waardigheid van Jezus, Zijn liefde, Zijn verdiensten, en Zijn grote genade, zal bij hen hun schild des geloofs doen verliezen, en zijn doel bereiken; zij zullen blootstaan aan zijn vurige verzoekingen. De zwakken moeten dus tot Jezus opzien, en in Hem geloven; dan kunnen zij geloof oefenen.EG 79.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents