Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Ereste Geschriften - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 12: DE DISCIPELEN VAN CHRISTUS

    De discipelen predikten met grote kracht een gekruisigde en verrezen Heiland. Tekenen en wonderen werden door hen gewrocht in de naam van Jezus; de zieken werden genezen; en een man, die van zijn geboorte aan kreupel geweest was, werd tot volkomen gezondheid hersteld, en ging met Petrus en Johannes in de tempel, wandelende en springende en lovende God, ten aanschouwen van al het volk. De tijding verspreidde zich, en de mensen begonnen zich om de discipelen te verdringen. Velen liepen tezamen, ten zeerste verbaasd zijnde over de genezing die plaats had gehad.EG 226.2

    Toen Jezus stierf, meenden de priesters dat er geen wondertekenen meer in hun midden gewrocht zouden worden; dat de opwinding zou bedaren, en het volk wederom terug zou keren tot de overleveringen der mensen. Maar ziet! nu deden de discipelen wonderen in hun midden, en werd het volk met verbaasdheid vervuld. Jezus was gekruisigd, en zij verwonderden er zich over, waar Zijn volgelingen deze macht verkregen hadden. Toen Hij nog leefde, dachten zij dat Hij hun de macht gaf; maar toen Hij stierf, verwachtten zij, dat de wonderen tot een eind zouden komen. Petrus verstond hun twijfelmoedigheid, en sprak tot hen: “Gij Israëlietiese mannen! wat verwondert gij u over dit? De God Abrahams en Izaks en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlikt, welke gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men Hem zou loslaten; maar gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zou geschonken worden; en de Vorst des levens hebt gij gedood, welke God opgewekt heeft uit de doden, waarvan wij getuigen zijn. En door het geloof in Zijn naam, beeft Zijn naam deze gesterkt, die gij ziet en kent: en het geloof, dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven in u aller tegenwoordigheid.”EG 227.1

    De hogepriesters en de ouderlingen konden deze woorden niet verdragen, en op hun bevel werden Petrus en Johannes gegrepen en in de gevangenis geworpen. Maar duizenden waren bekeerd geworden, en ertoe gebracht om te geloven in de opstanding en de hemelvaart van Christus door het horen van slechts één enkele aanspraak van de discipelen. De priesters en ouderlingen waren verontrust. Zij hadden Jezus gedood, opdat de harten der mensen tot hen gekeerd mochten worden; maar de zaak was nu nog erger dan tevoren. Zij werden openlik beschuldigd door de discipelen van de moordenaars van de Zoon van God te zijn, en zij konden niet berekenen, hoe ver deze zaak zich zou uitbreden, of wat het volk van hen denken zou. Zij zouden Petrus en Johannes gaarne ter dood hebben laten brengen, maar durfden dit niet doen uit vrees voor het volk.EG 227.2

    De volgende dag werden de apostelen voor de raad gebracht. Dezelfde mannen, die met zoveel vuur geroepen hadden om het bloed van de Rechtvaardige, waren daar. Zij hadden Petrus zijn Heer horen verloochenen, zichzelf vervloekende en zwerende, toen men hem beschuldigde van ook een van Zijn discipelen te zijn; en zij hoopten hem te zullen kunnen bang maken. Maar Petrus was bekeerd geworden, en hij zag nu de gelegenheid schoon om de smet van die haastige, lafhartige verloochening uit te wissen, en de naam te verhogen, die hij onteerd bad. Met heilige vrijmoedigheid, en in de kracht des Geestes, verklaarde hij onbevreesd voor hen: “Door de naam van Jezus Christus, de Nazarener, die gij gekruisigd hebt, welke God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond. Deze is de steen, die van u, de bouwlieden, veracht is, welke tot een hoofd des hoeks is geworden. En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden.”EG 228.1

    De mensen stonden verslagen over de vrijmoedigoeid van Petrus en Johannes, en zij kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren; want hun edel, onverschrokken gedrag was gelijk aan dat van Jezus, toen Hij voor Zijn vijanden stond. Jezus bestrafte Petrus met een enkele blik van mededogen en smart, toen hij Hem verloochend had; en nu hij met vrijmoedigheid Zijn Heer beleed, was Petrus Hem welgevallig en werd hij gezegend. Als een teken van de goedkeuring van Jezus werd hij vervuld met de Heilige Geest.EG 229.1

    De priesters durfden de haat, welke zij tegen de discipelen gevoelden, niet tonen. Zij geboden hen om buiten de raad te gaan, en overlegden toen met elkander, zeggende: “Wat zullen wij deze mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied zij, is openbaar aan alien, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen.” Zij waren bevreesd voor de gevolgen, waneer het rapport van deze goede daad onder het volk verspreid zou worden. De priesters gevoelden, dat, indien het algemeen bekend zou worden, hun eigen macht verloren zou gaan, en men hen beschouwen zou als zijnde de moordenaars van Jezus. En toch durfden zij niet meer doen dan de apostelen bedreigen, en hen bevelen om niet meer tot enig mens in de naam van Jezus te spreken, want dat zij anders zouden gedood worden. Maar Petrus verklaarde met vrijmoedigheid, dat zij niet konden nalaten te spreken, hetgeen zij gezien en gehoord hadden.EG 229.2

    Door de kracht van Jezus gingen de discipelen voort met de bezochten en kranken, die tot hen gebracht werden, te genezen. Honderden namen dageliks dienst onder de banier van een gekruisigde, verrezen, en ten hemel gevaren Heiland. De priesters en ouderlingen, en degenen die in het biezonder met hen verbonden waren, werden verontrust. Wederom wierpen zij de apostelen in de gevangenis, hopende dat de opwinding bedaren zou. Satan en zijn engelen verlustigden zich hierover; maar de engelen Gods openden de deuren van de gevangenis, en tegen het bevel van de hogepriesters en ouderlingen in gaven zij de apostelen last: “Gaat heen, en staat, en spreekt in de tempel tot het volk al de woorden dezes levens.”EG 229.3

    De raad werd samengeroepen, en zij zonden om de gevangenen. De dienaars openden de deuren van de gevangenis; maar zij, die zij zochten, waren er niet. Zij keerden terug tot de priesters en ouderlingen, en zeiden: “Wij vonden wel de kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij die geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen.” “En daar kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in de tempel, en leren het volk. Toen ging de hoofdman heen met de dienaren en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd werden). En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor de raad; ea de hogepriester vraagde hen, en zei: Hebben wij u niet ernstiglik aangezegd, dat gij in deze naam niet zoudt leren? en ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van deze man over ons brengen.”EG 230.1

    Deze Joodse voorgangers waren schijnheiligen; zij hadden de eer der mensen lief, meer dan zij God liefhadden. Hun harten waren zo zeer verhard geworden, dat de macbtigste werken, die de apostelen wrochten, hun slechts verbitterden. Zij wisten dat, indien de discipelen Jezus verkondigden, en Zijn kruisiging, opstanding, en hemelvaart predikten, dit hen schuldig verklaren zoa als zijnde Zijn moordenaars. Zij waren niet zo gewillig om het bloed van Jezus over zich te krijgen, als toen zij heftig uitriepen: “Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen.”EG 230.2

    De apostelen verklaarden onbevreesd, dat zij Gcde meer gehoorzaam moesten zijn, dan da mensen. Petrus sprak: “De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, welke gij omgebracht heb, hangende Hem aan het hout. Deze heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israel te geven bekering en vergeving der zonden. En wij zijn Zijn getuigen van deze woorden; en ook de Heilige Geest, welke God gegeven heeft aan degenen, die Hem gehoorzaam zijn.” Op het horen van deze onverscnrokken woorden, werdan die moordenaars woedend, en besloten om hun handen wederom met bloed te bezoedelen, en de discipelen te doden. Zij beraamden plannen om dit te doen, toen een engel Gods het hart van Gamaliel bewoog om de priesters en oversten aan te raden: “Houdt af van deze mensen, en laat hen gaan; want indien deze raad of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden; maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden.” Boze engelen werkten in de harten van de priesters en oversten om hen te bewegen, de apostelen te doden; maar God zond Zijn engel om het te verbinderen door uit heb midden van de Joodse voorgangers zelven een stem be doen opgaan ben gunsbe van Zijn diensbknechben. Heb werk van de apostelen was nog niet volbracht. Zij moesten voor koningen gesteld worden, om te getuigen van de naam van Jezus, en van de dingen, die zij gezien en gehoord hadden.EG 231.1

    O willig lieten de priesters hun gevangenen los, na hen gegeseld en bevolen te hebben, dat zij niet zouden sp.eken in de naam van Jezus. “Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zi'ns naams wil smaadheid te lijden. En zij hielden niet op, alle dag in de tempel en bij de huizen te leren, en Jezus Christus te verkondigen” Op die wijze wies het woord Gods en vermenigvuldigde. De discipelen getuigden met vrijmoedigheid van de dingen, die zij gezien en gehoord hadden, en deden machtige wonderen door de naam van Jezus. Onverschrokken legden zij de schuld van het vergieten van het bloed van Jezus op degenen, die zo gewillig geweest waren om het te ontvangen, toen hun toegelaten was om macht uit te oefenen over de Zoon van God.EG 232.1

    Ik zag dat engelen Gods last ontvingen om met biezondere zorg te waken over de heilige, belangrijke waarheden, die tot een anker moesten dienen voor de discipelen van Christus in elk geslacht. De Heilige Geest rustie in het biezonder op de apostelen, die getuigen waren geweest van de kruisiging, opstanding, en hemelvaart van onze Heer,—waarheden van groot gewicht, die de hoop van Israel moesten uitmaken. Allen moesten opzien tot de Heiland der wereld als hun enige hoop, en wandelen in de weg, die Hij geopend had, door het offer van Zijn eigen leven te brengen, en moesten Gods web houden en beleven. Ik zag de wijshe d en goedheid van Jezus in het geven van macht aan de discipelen om hetzelfde werk voort te zetten, waarvoor Hij gehaat en omgebracht was geworden door de Joden. In Zijn naam hadden zij macht over het werk van de Satan. Een l chtkrans van heerlikheid omgaf het tijdperk van Jezus1 dood en opstanding, de heilige waarheid, dat Hij de Zaligmaker van de wereld is, vereeuwigende.EG 232.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents