Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HEILIGHEID DER GELOFTEN

    Wanneer een verdrag of geschreven gelofte wordt opgemaakt in de tegenwoordigheid van onze broeders om een bepaald bedrag te geven, zijn zij de zichtbare getuigen van een contract, gemaakt tussen ons en God. De gelofte wordt niet gedaan aan de mens, maar aan God en is als een geschreven schuldbekentenis, die men een naaste ter hand stelt. Geen wettige overeenkomst is meer bindend voor de Christen betreffende het betalen van een geldbedrag dan een gelofte aan God gedaan.USG1 569.2

    Personen, die zo ', n gelofte doen aan hun medemensen, denken er doorgaans niet over te vragen van hun geloften ontheven te worden. Een gelofte gedaan aan God, de Gever van alle goedgunstigheden, is van nog groter belang; want waarom zouden we proberen van onze geloften aan God vrijgesteld te worden? Zal een mens zijn belofte minder bindend achten omdat die aan God is gedaan? Is zijn belofte van minder waarde, omdat ze niet voor de aardse rechter kan gebracht worden? Zal een mens, die belijdt gered te zijn door het bloed van het oneindige offer van Jezus Christus, “God beroven”? Zijn zijn geloften en zijn werken niet gewogen in de weegschalen der gerechtigheid in de hemelse hoven?USG1 569.3

    Een elk onzer heeft een geval, hangende voor de hemelse rechtbank. Zal onze handelwijze de balans voor ons in de verkeerde richting doen overslaan? Het geval van Ananias en Saffira was van een ontstellend zeer verbijsterend karakter. Door een deel van de prijs achter te houden, logen ze tegen de Heilige Geest. Schuld rust eveneens op een ieder persoonlijk in verhouding van soortgelijke boosheden.USG1 570.1

    Wanneer de harten der mensen week gemaakt worden door de tegenwoordigheid van de Geest Gods, zijn ze meer ontvankelijk voor de indrukken van de Heilige Geest, en dan worden besluiten genomen om het eigenik te verloochenen en offers te brengen voor het werk Gods. Het is wanneer goddelijk licht in de kameren des geestes schijnt met ongekende helderheid en kracht, dat de gevoelens van de natuurlijke mens overwonnen worden, daf zelfzucht haar macht over het hart verliest en dat verlangens ontwaken om het Voorbeeld, Jezus Christus, na te volgen in practische zelfverloochening en weldadigheidszin. De geaardheid van de natuurlijke zelfzuchtige mens wordt dan vriendelijk en vol medegevoel voor verloren zondaars, en, zoals Abraham en Jacob, doet hij God een plechtige gelofte. Bij zulke gelegenheden zijn hemelse engelen tegenwoordig. De liefde van God en de liefde voor zielen triomfeert over zelfzucht en over de liefde der wereld. Voornamelijk is dit het geval, wanneer de spreker, in de Geest en de kracht Gods, het verlossingsplan brengt, gefundeerd door de Majesteit des hemels in hef offer aan het kruis. Door de volgende Schriftgedeelten kunnen we zien hoe God over geloften denkt:USG1 570.2

    “En Mozes sprak tot de hoofden der stammen van de kinderen Israëls, zeggende: Dit is de zaak, die de Here geboden heeft; wanneer een man de Here een gelofte zal beloofd, of een eed zal gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis verbindende, zijn woord zal hij niet ontheiligen; naar alles wat uit zijn mond gegaan is, zal hij doen.” Numeri 30 : 1, 2. “Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht des engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven het werk uwer handen?” Prediker 5 : 5. “Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U geloften betalen, die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.” Psalm 66 : 13, 14. “Het is een valstrik voor een mens ondoordacht ,heilig’ te roepen, en pas na gedane beloften te overwegen.” Spreuken 20 : 25 (N.V.). “Wanneer gij de Here, uw God, een gelofte doét, zult gij er niet mee talmen, haar in te lossen, want de Here, uw God, zou ze toch van u eisen en dan zoudt ge u bezondigen. Maar, wanneer gij u onthoudt van het doen van een gelofte, bezondigt gij u niet. Wat over uw lippen gegaan is, moet gij stipt volbrengen; gij hebt immers de Here, uw God, volkomen vrijwillig een gelofte gedaan, die gij hebt uitgesproken met eigen mond.” Deuteronomium 23 : 21 —23 (N.V.). “Doet geloften en betaalt ze de Here, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Die, Die te vrezen is, geschenken brengen.” Psalm 76 : 12. “Maar gij ontheiligt hem door te zeggen: De tafel des Heren, zij is minderwaardig en wat zij oplevert, haar spijs, is verachtelijk. En dan zegt gij: Zie, wat is het een moeite! Gij haalt er de neus voor op, zegt de Here der heerscharen; gij brengt het geroofde, het kreupele en het zieke. Als gij dat offer brengt, zou Ik het uit uw hand met welgevallen aannemen? zegt de Here. Vervloekt is ook de bedrieger, die in zijn kudde een mannelijk dier heeft en die dat wel belooft, maar de Here toch een ondeugdelijk dier ten offer brengt! Want een groot Koning ben Ik, zegt de Here der heerscharen en Mijn Naam is geducht onder de volken.” Maleachi 1 : 12-14 (N.V.). “Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stelt niet uit die te betalen; want Hij heeft geen lust aan de zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het. Het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt.” Prediker 5 : 3, 4.USG1 570.3

    God heeft de mens ook een taak gegeven ten aanzien van de zaligheid zijner medemensen. In gemeenschap met Christus kan hij de werken doen der barmhartigheid en milddadigheid. Maar hij kan ze niet verlossen en evenmin is hij in staat aan de eisen der beledigde gerechtigheid te voldoen. Dit kan alleen de Zoon van God bewerkstelligen door Zijn eer en heerlijkheid af fe leggen, Zijn goddelijkheid te bekleden met menselijkheid en naar de aarde te komen om Zichzelve te vernederen en Zijn bloed te storten fen bate der mensheid.USG1 572.1

    In de opdracht aan Zijn discipelen “gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen”, wees Christus het werk van de Evangelieverspreiding aan mensen toe. Maar waar dan sommigen uitgaan om te prediken, doet Hij op anderen een beroep om aan Zijn aanspraken op hen ten aanzien van tienden en gaven te voldoen, om daarmede de Evangeliearbeiders te onderhouden en de waarheid door middel van geschriften over hef gehele land te verspreiden. Dit is Gods wijze van doen om de mens te verheerlijken. Dat is ook juist het werk wat hij nodig heeft want het zal de diepste medegevoelens in zijn hart opwekken en de hoogste vermogens des geestes tot ontwikkeling brengen.USG1 572.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents