Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK III—VERLEIDING EN DE VAL

    Nu Satan niet langer rebellie in den hemel stoken kon, wraakte hij zijne vijandschap tegen God in het beramen van plannen, waardoor hij den mensch tot zonde verleiden kon. In het geluk van het heilig paar in Eden zag hij duidelijk, wat hem om der zonde wil ontnomen was. Door jaloezie aangespoord, besloot hij hen tot ongehoorzaamheid te verleiden ten einde de straf der zonde ook op hen vallen mocht. Dan zou hunne liefde in wantrouwen, en hunne dankpsalmen in verwijtingen tegen hunnen Maker veranderd worden. Langs dezen weg zouden deze onschuldige wezens niet alleen in denzelfden poel van ellende storten, waarin hij zelf gevallen was, maar hij zou er God oneer en den hemel droefheid door aandoen.PEP 38.1

    Onze stamouders werden gewaarschuwd voor het gevaar, dat hun bedreigde. Door middel van de hemelsche gezanten werden zij van Satans val alsmede van zijn plan om hen ongelukkig te maken verwittigd. Daarenboven ontvingen zij eene meer nauwkeurige uiteenzetting omtrent de wet van ‘s Heeren heerschappij, die de vorst der duisternis zocht te niet te doen. Ten gevolge van ongehoorzaamheid aan Gods rechtvaardige geboden waren Satan en zijn aanhang gevallen. Dientengevolge was het hoogst belangrijk, dat Adam en Eva die wet eerbiedigen zouden, waardoor orde en rechtmatigheid gehandhaafd konden worden.PEP 38.2

    Gods wet is even heilig als Hij. Zij is eene openbaring van Zijnen wil, een afdruksel van Zij karakter, de uitdrukking Zijner liefde en wijsheid. De harmonie der schepping, zoowel van de levende wezens als van de onbezielde dingen, hangt af van eene overeenstemming met des Scheppers wet. God heeft niet alleen voor de levende wezens maar ook voor de werkingen der natuur wetten verordend. Alles staat onder bepaalde wetten, die niet overtreden mogen worden. Doch terwijl de natuur slechts onder de restrictie der natuurwetten staat, zoo is de mensch ook gehoorzaamheid aan de zedewet verschuldigd. Aan den mensch, het kroonstuk Zijner schepping, heeft God het vermogen gegeven van Zijne eischen te kunnen bevatten, de rechtmatigheid en weldadigheid Zijner wet te kunnen begrijpen, en tevens haar aanspraak op hem te kunnen eerbiedigen; derhalve wordt eene stipte gehoorzaamheid van hem gevorderd.PEP 38.3

    Evenals de engelen, werden de bewoners van Eden op de proef gesteld: de voortdurende staat van geluk hing af van hunne gehoorzaamheid aan des Scheppers wil. Zij konden kiezen tusschen gehoorzaamheid en het leven, of ongehoorzaamheid en den dood. Zij hadden groote zegeningen van God ontvangen; doch indien zij Zijnen wil overtraden, dan zou Hij, die de engelen niet gespaard heeft, ook hen niet sparen. Op de ongehoorzaamheid werden hunne zegeningen verbeurd verklaard, en haalden zij ellende en het verderf over zich.PEP 39.1

    Zij werden door de engelen gewaarschuwd om op hunne hoede te zijn tegen Satans verleiding: want hij zou alle middelen beproeven om hen in zijne strikken te vangen. Zoolang zij Gode gehoorzaam waren, zou de vorst der duisternis niet slagen, want alle engelen in den hemel zouden, indien het noodig ware, ter hunner bescherming gezonden worden. Zij zouden even veilig zijn als de gezanten des hemels, als zij zijne aanvallen het hoofd boden. Indien zij daarentegen naar de verleiding luisterden, dan zou hunne natuur zoo ontaard worden, dat zij geene macht noch genegenheid overhielden om hem te kunnen weerstaan.PEP 39.2

    De boom der kennis des goeds en des kwaads werd gesteld tot proef van hunne gehoorzaamheid aan en liefde tot God. Hij had hun slechts één verbod gesteld ten aanzien van al de vrucht des hofs, doch indien zij Zijn wil in dit opzicht miskenden, dan zouden zij niet onschuldig gehouden worden. Zij zouden echter niet voor altoos aan Satans verleiding blootgesteld staan; onder den verboden boom alleen kon hij hen verzoeken. Indien zij zich uit nieuwsgierigheid derwaarts begaven, dan stonden zij aan zijne misleiding bloot. Zij werden ernstig vermaand gehoor te geven aan Gods vermaningen en zich te vergenoegen met het onderwijs, dat zij van Hem ontvangen hadden.PEP 39.3

    Om zijn werk op eene bedekte wijze ten uitvoer te brengen verkoos Satan eene slang als zijn medium, — eene begoocheling, die ten volle aan het doel zijner verleiding beantwoordde. De slang was destijds het wijste en schoonste dier op aarde, en deed zij den aanschouwer onwillekeurig stilstaan om op hare schoonheid te staren. Op deze wijze hield de verderver zich schuil in den hof van vrede, opdat hij zijn prooi vangen mocht.PEP 39.4

    Verdiept in den genoeglijken arbeid, dwaalde Eva onopgemerkt van haren man af, en stond weldra, met bewondering en nieuwsgierigheid, naar den verboden boom te kijken. Zijne vrucht was zeer schoon, en daarom rees de vraag bij haar op, waarom God hun dezelve verboden had. Nu kreeg de verleider zijn kans. Alsof hij raden kon welke gedachten in haar hart opkwamen, vroeg hij haar “Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?”1Gen. 3. Eva stond verbaasd en ontsteld, vermits zij de weerklank harer gedachten scheen te hooren. Doch instede van daar van daan te vluchten, bleef zij verwonderd staan luisteren om eene slang te hooren spreken. Zij zou bevreesd zijn geworden, als zij door een der heilige engelen was aangesproken; zij dacht echter niet door, dat de bekoorlijke slang het medium van haar gevallen vijand worden kon.PEP 40.1

    Op des verleiders verstrikkende vraag antwoordde zij: “Van de vrucht der boomen dezes hofs zullen wij eten; maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; maar God weet, dat ten dage als gij daarvan eet, zoo zullen uwe oogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.”PEP 40.2

    Naar zijne bewering zouden zij, indien zij van dezen boom aten, tot eene hoogere levenssfeer geraken en tevens meer kennis bekomen. Hij zelf had de verbodene vrucht gegeten en kon dientengevolge nu spreken. Hij gaf haar te verstaan, dat de Heere hun die vrucht onthield, opdat zij Hem niet gelijk werden. Zij bezat het vermogen om wijsheid en kracht mede te deelen, en daarom had Hij hun verboden haar te proeven, ja zelfs aan te raken. Daarbij gaf de verleider ook te verstaan, dat Gods dreigement slechts bedoeld was om hen bang te maken en dus niet zou worden voltrokken. Zij konden immers onmogelijk sterven! Hadden zij niet van den boom des levens gegeten? Het was Gods toeleg hunne ontwikkeling te beletten en hun geluk te beperken.PEP 40.3

    Op deze wijze heeft Satan van Adams tijd af tot op heden toe gewerkt, en hij is steeds goed geslaagd. Hij verzoekt den mensch door wantrouwen in Gods liefde en wijsheid bij hem te verwekken. Hij is er voortdurend over uit om eenen geest van oneerbiedige nieuwsgierigheid, een rusteloos, weetgierig verlangen om de verborgenheden der Goddelijke wijsheid en kracht te doorgronden in het leven te roepen. In hun pogen om de verborgenheden Gods te doorgronden, verliezen velen de geopenbaarde waarheden uit het oog, die onmisbaar tot verkrijging van de zaligheid zijn. Satan weet de menschen tot ongehoorzaamheid te verleiden door hen wijs te maken, dat zij groote verborgenheden ontdekken. Dit is eene schromelijke misleiding. Opgeblazen door hunne ingebeelde vooruitgang, houden zij de ooren gesloten voor wat God van hen vergt, en richten zij hunne schreden op het pad, dat ten verderve leidt.PEP 40.4

    Satan maakte de onschuldige vrouw wijs dat zij baat vinden zou in Gods gebod te overtreden. Redeneert men in onzen tijd nog niet insgelijks? Velen betichten anderen, die Gods geboden eerbiedigen, van bekrompenheid, terwijl zij zelve meer liberaal van denkbeeld zijn en grootere vrijheid genieten. Dit is niets anders dan een weerklank van de stem in Eden: “Ten dage als gij daarvan eet,” — Gods gebod overtreedt, — “zult gij als God wezen.” Satan liet er niets van blijken, dat hij tengevolge van zijne ongehoorzaamheid uit den hemel geworpen was. Niettegenstaande hij de zonde als een oneindig verlies kende, bedekte hij zijn eigene ellende om anderen in hetzelfde ongeluk te helpen. Insgelijks zoeken alle overtreders hun karakter te vermommen; zij mogen zich voor heiligen uitgeven, doch daardoor is hunne bedriegerij des te gevaarlijker. Zij staan op Satans zij, vertreden Gods wet, en zijn de aanleidende oorzaak, dat anderen het ook tot hun eigen verderf doen.PEP 41.1

    Eva geloofde Satan werkelijk; dit was echter geen dekmantel voor hare zonde. Zij wantrouwde Gods woord, en daarom viel zij. In het Oordeel zullen de zondaars niet veroordeeld worden, omdat zij ter goeder trouw de leugen geloofd, maar omdat zij de waarheid niet geloofd en nalatig zijn geweest in het uitvinden van wat waarheid is. Ondanks de gegrondste schijnredenen van den Satan komt men immer tot een noodlottigen uitslag door Gode ongehoorzaam te zijn. Wij moeten er het hart op zetten om de waarheid te weten te komen. Al het door God te boek gestelde staat tot onze vermaning en onderwijzing geschreven. Het dient om ons voor verleiding te vrijwaren. Door hetzelve in den wind te slaan storten wij onszelven in het verderf. Wij kunnen ons er stellig van overtuigd houden, dat alles, wat niet met Gods Woord overeenkomt, uit Satan voortkomt.PEP 41.2

    Toen zag Eva, “dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de oogen, ja een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijne vrucht en at; en zij gaf ook haren man met haar, en hij at.” De vrucht was aangenaam van smaak, en terwijl zij at, scheen zij eene verlevendigende kracht te gevoelen; zij verbeeldde zich tot een hoogeren trap van bestaan opgevoerd te worden. Zij plukte en at zonder vrees. En toen zij zelf overtreden had, werd zij, op haar beurt, een middel in Satans hand ter verleiding van haren echtgenoot. In den toestand van een buitengewoon onnatuurlijke opgewondenheid, zocht zij hem op, en verhaalde wat er was voorgevallen.PEP 42.1

    Adam begreep, dat zijn metgezellin Gods gebod overtreden en de eenigste restrictie, welke hun tot proef hunner trouw en liefde gesteld was, veronachtzaamd had. In zijn gemoed ontstond eene groote worsteling. Doch nu was de daad verricht; zij, in wier gezelschap hij zich verheugd had, moest nu van hem gescheiden worden. Hoe kon hij dit verduren? Adam had den omgang met God en de heilige engelen genoten. Hij had des Scheppers heerlijkheid aanschouwd. Hij verstond tot welk een hoogen trap van bestemming het menschdom komen zou, indien zij Gode trouw bleven. Al deze zegeningen verloor hij uit ’ t oog door te staren op den dierbaarsten schat, dien hij nu verliezen moest. Liefde, dankbaarheid, en trouw aan zijnen Schepper, — alles woog lichter dan zijne liefde tot Eva. Zij was een deel van hem zelven, derhalve kon hij de gedachte van haar gescheiden te zijn niet verdragen. Hij verloor uit het oog, dat de Almachtige, die hem uit het stof der aarde geschapen en leven en eene schoone gestalte geschonken, alsmede door wiens liefderijke beschikking hij eene metgezellin verkregen had, een andere in haar plaats schenken kon. Dientengevolge besloot hij haar lot te deelen; indien zij sterven moest, dan wenschte hij met haar te sterven. Alles wel beschouwd, dacht hij echter, zouden de woorden van de wijze slang niet waar kunnen zijn? Eva stond voor hem, even schoon, en oogenschijnlijk even onschuldig, als toen zij het gebod nog niet overtreden had. Aangezien hij geene teekenen des doods aan haar bespeurde, zoo besloot hij de gevolgen te trotseeren. Hij nam de vrucht en at ze in der haast.PEP 42.2

    Satan verheugde zich in zijne overwinning. Hij had de vrouw er toe overgehaald om Gods liefde te wantrouwen, Zijne wijsheid in twijfel te trekken, Zijn gebod te overtreden, en door haar val Adam ook in het verderf weten te storten.PEP 43.1

    De groote Wetgever stond nu gereed om Adam en Eva de gevolgen hunner overtreding bekend te maken. Zijne tegenwoordigheid werd in den hof bespeurd. Toen zij nog onschuldig waren, verblijdden zij zich in des Scheppers komst; maar nu poogden zij zich in de donkerste schuilhoeken van den hof te verbergen. Daarop riep God Adam en zeide tot hem: “Waar zijt gij? En hij zeide: Ik hoorde uwe stem in den hof, en ik vreesde, want ik ben naakt: daarom verbergde ik mij. En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?”PEP 43.2

    Adam kon zijne zonde evenmin ontkennen als verontschuldigen; doch instede van zich te verootmoedigen, wierp hij de schuld op de vrouw en daardoor indirekt op God zelf, door te zeggen: “De vrouw, die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten.” Hij, die, uit liefde voor Eva, opzettelijk de gunst Gods, eene woonplaats in het Paradijs, en een eeuwig leven van geluk verbeurd had, poogde nu zijne metgezellin, ja den Schepper zelf, voor zijne overtreding verantwoordelijk te stellen. Zoo schrikkelijk is de misleiding der zonde.PEP 43.3

    Toen de vrouw gevraagd werd: “Wat is dit, dat gij gedaan hebt?” gaf zij ten antwoord: “Die slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.” “Waarom hebt Gij die slang geschapen? En waarom werd zij niet door U belet binnen Eden te komen?” — deze vragen lagen in hare verontschuldiging opgesloten. Zij wierp dus, net als Adam, de blaam van hunnen val op God. De vader der leugen was de auteur der zelf-rechtvaardiging; zoodra onze stamouders zich door Satan hadden laten misleiden, gaven zij zich aan hem over; en al hunne nakomelingen betoonen met denzelfden geest bezield te zijn. In plaats van de zonde in allen ootmoed te belijden, trachten zij zich zelven te dekken door de schuld op anderen te werpen, op de omstandigheden, of op God, — zoodat Zijne zegeningen zelfs in oorzaken van misnoegdheid verkeerd worden.PEP 43.4

    Hierop sprak de Heer dit oordeel over de slang uit: “Dewijl gij dit gedaan hebt, zoo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds. Op uwen buik zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens.” Wijl de slang Satans medium geweest was, zoo moest het oordeel Gods ook over haar voltrokken worden. Instede van het schoonste der schepselen te zijn, zou zij voortaan tot het kruipend gedierte behooren, dat door allen veracht, en door mensch en beest gevreesd en gehaat wordt. De volgende woorden, welke tot de slang gericht werden, doelen direkt op Satan zelf, en behelzen eene voorspelling van zijne eindelijke nederlaag en verdelging: “En Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze vrouw, en tusschen uw zaad en tusschen haar zaad: datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.”PEP 43.5

    Vervolgens werd aan Eva bekendgemaakt, dat smart en droefheid haar deel wezen zou. Daarenboven zeide de Heere: “En tot uwen man zal uwe begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.” Toen zij uit Gods hand kwam, werd zij met Adam op eene lijn geplaatst. Indien zij Gode gehoorzaam en in harmonie met de wet Zijner liefde gebleven waren, zoo zou de harmonie tusschen hen bewaard zijn gebleven; doch de zonde veroorzaakte verwarring, en daarom kon de band der eenheid op geene andere wijze bewaard worden, dan door de eene aan den andere te onderwerpen. Eva was de eerste in de overtreding geweest; zij was voor de bezoeking bezweken. Door haar smeeken had haar man zich tot de zonde laten overhalen, en daarom werd zij nu onder hem gesteld. Indien het gevallen geslacht deze door God verordende grondbeginselen Zijner wet geëerbiedigd hadden, dan zou dit oordeel, ofschoon het een uitvloeisel van de zonde is, hun ten zegen verstrekt hebben. Doch de mannen hebben de toegekende heerschappij in misbruik veranderd, tengevolge waarvan de vrouwen een bitter levenslot te verduren hebben.PEP 44.1

    In hunne woonplaats in Eden, gevoelde Eva zich recht gelukkig; doch, evenals zoo vele Eva’s van onzen tijd, waande zij een hoogeren stand te kunnen innemen dan God verordend had. Door haar pogen om zich boven haren stand te verheffen, is zij ver beneden den oorspronkelijken stand geraakt. Hetzelfde uiteinde wacht allen, die onwillig zijn de door God opgelegde levensplichten te vervullen. In hun streven naar betrekkingen, waarvoor zij niet geschikt zijn, laten velen de bediening, die zij met zegen waarnemen konden onvervuld. In hun hunkeren naar hoogere betrekkingen, hebben vele vrouwen hun eer en karakter verloren, en bet door God opgelegde werk onaangeroerd laten staan.PEP 44.2

    Tot Adam zeide de Heere: “Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zoo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen; en gij zult het kruid des velds eten. In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt: want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeeren.”PEP 45.1

    God wilde niet, dat het zondelooze paar eenig kwaad kennen zou. Hij had hun al het goede gegeven, doch het kwade onthouden. Tegen Zijn gebod hadden zij van den boom der kennis des, goeds en des kwaads gegeten, en zij zouden er voortdurend van eten, — d. w. z. zij zouden de zonde beter leeren kennen, — al de dagen huns levens. Voortaan zouden zij voor Satans verleiding bloot staan. Instede van den genoeglijken arbeid, dien zij tot dusver hadden moeten verrichten, zouden zware arbeid en ongerustheid hun deel zijn. Zij zouden onderworpen zijn aan teleurstelling, droefheid, pijn, en eindelijk zou de dood hen wegnemen.PEP 45.2

    Den vloek der zonde meedragende, getuigde de natuur van welken aard de zonde is en welke gevolgen zij na zich sleept. God schiep den mensch om de heerschappij over de aarde en al hare levende wezens te hebben. Zoo lang Adam Gode trouw bleef, was de gansche natuur hem onderworpen. Doch toen hij het Goddelijk gebod het hoofd geboden had, stonden de lagere klassen van dieren tegen hem op. Langs dezen weg poogde de Heere, in Zijne genade, den mensch de heiligheid Zijner wet te doen gevoelen, en hem door de ervaring te doen leeren hoe gevaarvol het is hare geringste eischen te veronachtzamen.PEP 45.3

    De liefde Gods blinkt ook nog uit in ‘s menschen lot, dat zich kenmerkt door arbeid en moeite. Hierdoor worden zijne lusten getemperd en leert hij tevens ook zich zelf te beheerschen. Dit maakt een gedeelte uit van het door God uitgedachte plan om den mensch weder uit de ellende en zijn gevallen toestand te redden.PEP 45.4

    De waarschuwing, “ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven,” welke onze stamouders ontvingen, beteekende niet, dat zij op den eigensten dag, waarop zij van de verbodene vrucht aten, sterven zouden; maar op dien dag zou het onherroepelijk vonnis worden uitgesproken. De onsterfelijkheid was hun op voorwaarde van gehoorzaamheid beloofd; hun aanspraak op het eeuwige leven werd derhalve door de ongehoorzaamheid verbeurd. Van dien eigensten dag af waren zij ter dood gedoemd.PEP 45.5

    ’s Menschen voortdurend bestaan hing af van een vrijen toegang tot den boom des levens. Van het oogenblik af, dat hem dit ontzegd was, begonnen zijne levenskrachten langzamerhand af te nemen, totdat hij eindelijk bezweek. Satans plan was om Adam en Eva te laten zondigen, en in geval zij geene vergiffenis van God erlangden, dan hoopte hij, dat zij hun leven tot in der eeuwigheid zouden verlengen door te eten van de vrucht van den boom des eeuwigen levens. Dan zouden zij voor eeuwig ongelukkig zijn geweest. Doch onmiddelijk na den val werden heilige engelen aangesteld ten einde dien boom te bewaken. Niet één van Adams nageslacht werd toegelaten de leven-verlengende vrucht van dien boom te eten; dientengevolge bestaat er nu niet één onsterfelijke zondaar.PEP 46.1

    De stortvloed van ellende, welke tengevolge van de overtreding onzer stamouders over het menschdom gekomen is, wordt door velen als eene te groote vergelding voor zoo’n kleine zonde gehouden; en zij beschuldigen God van gebrek aan wijsheid en rechtvaardigheid in Zijne handeling met den mensch. Een meer nauwkeurig onderzoek zou hen echter spoedig van hunne dwaling overtuigen. God schiep den mensch heilig en naar Zijn eigen beeld. Zijn plan was de aarde te bevolken met wezens, die slechts een weinig lager stonden dan de engelen. Doch hunne gehoorzaamheid moest eerst op de proef worden gesteld; want God wilde de aarde niet bewoond hebben door wezens, die hun wil tegenover den Zijnen stelden. Adam werd, dank zij Gods groote genade, niet aan eene zware proef onderworpen. Juist omdat de proef zoo licht was, daarom was de zonde zoo oneindig groot. Indien Adam de lichtste proef niet doorstaan kon, hoe zou hij dan aan eene zwaardere verzoeking het hoofd hebben kunnen bieden?PEP 46.2

    Velen dergenen, die zich niet verplicht beschouwen om de wet te houden, beweren, dat niemand bij machte is zulks te kunnen doen. Indien deze stelling waar zij, waarom werd Adam dan gestraft? Ten gevolge van de zonde onzer stamouders is de gansche wereld in het ongeluk gestort, en ons geslacht zou der wanhoop prijs zijn gegeven, indien God zich niet over hetzelve ontfermd had. Dat niemand zich bedriege. “De bezoldiging der zonde is de dood.” De wet Gods kan nu evenmin straffeloos overtreden worden, als toen het vonnis over den vader van ons geslacht uitgesproken werd.PEP 46.3

    Adam en Eva zochten zich gerust te stellen, met de misleiding, dat God zoo’n kleinigheid als het eten van de verbodene vrucht, niet zoo nauw zou zoeken; deze geringe overtreding was echter zonde, wijl Gods heilige en onveranderlijke wet er door veronachtzaamd en de sluizen der ellende op deze aarde open gezet werden. Daarom is er door al de eeuwen heen, eene onophoudelijke rouwklage opgegaan; de gansche schepping zucht en is in barensnood ter oorzaak van ‘s menschen ongehoorzaamheid. In den hemel zelfs heeft men de gevolgen zijner rebellie tegen God gevoeld. Golgotha herinnert steeds aan de groote opoffering, welke geëischt werd om den overtreder weder met Gods wet te verzoenen. Laten wij de zonde derhalve niet als eene kleinigheid beschouwen. Wie kan. op ‘t oogenblik wanneer hij verzocht wordt, de schrikkelijke gevolgen van een enkelen misslag voorzien?PEP 47.1

    Na den val mochten Adam en Eva. niet langer in het Paradijs wonen. Met een onuitsprekelijk gevoel van droefheid en ootmoedigheid verlieten zij hunne schoone woonplaats om zich eene plaats op de vervloekte aarde te zoeken. Het luchtgestel, voorheen zoo zacht en matig van temperatuur, was nu aan groote veranderingen onderworpen; uit dien hoofde voorzag de Heer hun genadiglijk van rokken van vellen, opdat zij tegen de variatie der temperatuur beschermd mochten zijn.PEP 47.2

    Toen zij in het verwelken der bloemen en in het afvallen der bladeren, de eerste bewijzen van eene ontbinding zagen, waren Adam en zijne gezellin nog dieper bedroefd dan wij nu zijn, wanneer onze dierbaren door den dood worden weggenomen. De dood der tengere bloemen gaf voorzeker stof tot treurigheid, doch toen de prachtige boomen hunne bladeren begonnen af te werpen, bracht dit gezicht hen tot de stellige overtuiging, dat de dood het einde van alle levende schepselen is.PEP 47.3

    De hof van Eden bleef nog lang op aarde, nadat de mensch er uit gebannen was:2Gen. 4:16. Het gevallen geslacht werd nog lang verwaardigd eenen blik op de woonplaats der onschuld te werpen, doch de engelen dreven alle indringers terug. In de door cherubijnen bewaakte poort van het Paradijs werd Gods heerlijheid ten toon gespreid.3Gods heerlijkheid woonde “tusschen de cherubim;” daar was zij ook ia Israels heiligdom. Zie Ex. 25:22; Ps. 80:2; Jes. 37:16. Derwaarts begaven Adam en zijn kroost zich om te aanbidden. En toen eindelijk de ongerechtigheid de aarde gelijk een stortvloed overstroomde en de verdelging der menschen door eenen grooten zondvloed besloten was, werd Eden door dezelfde Hand, die haar geplant had, van de aarde weggenomen. Doch in de eindelijke herstelling aller dingen, wanneer “de nieuwe hemel en de nieuwe aarde,”4Openb. 21:1. de tegenwoodige vervangen hebben, dan zal die hof in een ongekenden luister hersteld worden.PEP 47.4

    Alsdan zullen zij, die Gods geboden bewaard hebben, onvergankelijke levenskrachten bezittende, weder onder den boom des levens zitten;5Openb. 22:14. en in alle eeuwigheid der eeuwigheden zullen de wereldbewoners, in dien prachtigen hof, een proeve van het volmaakte werk van Gods schepping aanschouwen, waarop de vloek der zonde nooit gerust heeft, — een voorbeeld van wat de aarde eindelijk zou zijn geworden, indien de mensch des Scheppers heerlijk plan ten uitvoer had gebracht.PEP 48.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents