Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK X—DE TOREN VAN BABEL.

    OM de aarde, welke van haar zedelijk verderf door den zondvloed gereinigd was, weder te bevolken, had God het huisgezin van Noach bewaard, van hetwelk Hij getuide: “U heb Ik gezien rechtvaardig voor mijn aangezicht in dit geslacht.”1Gen. 7:1. Desniettegenstaande begon zich weldra in Noachs drie zonen te ontwikkelen,, wat de wereld vóór den zondvloed gekenmerkt had. In Sem,. Cham, en Jafeth, de voortplanters van het menschelijke ras, werd het karakter hunner nakomelingen voorafgeschaduwd.PEP 100.1

    Krachtens eene Goddelijke ingeving voorspelde Noach de geschiedenis der drie groote volksstammen, die uit die drie zonen voortkomen zouden. De linie van Cham nasporende, profeteerde hij aldus van diens zoon: “Vervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijnen broederen!”2Gen. 9:25-27. Chams onnatuurlijke misdaad bewees, dat de kinderlijke eerbied reeds lang uit zijn hart geweken was; de goddeloosheid en laagheid van zijne karaktertrekken werden op Kanaan en zijne nakomelingen overgeplant, die dan ook van wege hunne voortdurende goddeloosheden het oordeel Gods hebben moeten dragen.PEP 100.2

    Daarentegen betoonden Sem en Jafeth eerbied voor hunnen vader te bezitten, en derhalve ook voor de Goddelijke inzettingen. Een betere toekomst werd hun voorspeld, achtervolgens deze woorden: “Gezegend zij de Heere, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht. God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten, en Kanaan zij hem een knecht!” Uit de linie van Sem zou het verkozen bondsvolk en de Verlosser voortkomen. Jehova was de God van Sem. Uit hem zouden Abraham en de kinderen Israels spruiten, waardoor Christus komen zou. “Welgelukzalig is het volk, wiens God de Heere is.”3Ps. 144:15. En Jafeth zou in Sems tenten wonen. In de zegeningen des evangelies zouden Jafeths nakomelingen in ‘t bijzonder deelen.PEP 100.3

    Kanaans afstammelingen zijn tot den laagsten trap van het Heidendom vervallen. Schoon de profetische vloek hen tot slavernij gedoemd had, zoo werd dit oordeel eeuwen later eerst voltrokken. God verdroeg hunne goddeloosheid en verdorvenheid, totdat Zijne verdraagzaamheid ten einde was. Toen werden zij ontbloot en slaven van Sem en Jafeths nakomelingen gemaakt.PEP 101.1

    Noachs profetie was geen willekeurige vervloeking noch begunstiging. Het lot en het karakter zijner zonen werd er niet door bevestigd. Het was slechts eene aanzegging van het gevolg van hunnen wandel en van het door hun ontwikkeld karakter. Het was eene aanzegging wat God doen zou, indien hunne nakomelingen geen anderen weg insloegen. Gewoonlijk erven kinderen de geneigdheden en den aard hunner ouders over, en volgen daarbij nog hun voorbeeld; derhalve bedrijft het eene geslacht na het andere de zonden zijner voorvaderen. Op deze wijze werd de laagheid en de oneerbiedigheid van Cham op zijne nakomelingen overgeplant, en hebben zij den vloek over zich behaald. “Een eenig zondaar verderft veel goeds.”4Pred. 9:18.PEP 101.2

    Hoe rijkelijk werd Sems eerbied voor zijnen vader daarentegen beloond; en welk een schitterende linie van heilige mannen is uit zijne nakomelingen voortgekomen! “De Heere kent de dagen der oprechten;” “en zijn zaad is tot zegening.”5Ps. 37:18, 26. “Gij zult dan weten, dat de Heere, uw God, die God is, die getrouwe God, welke het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijne geboden houden, tot in duizend geslachten.”6Deut. 7:9.PEP 101.3

    Een tijd lang bleven Noachs nakomelingen in den omtrek wonen, waar de ark zich vastgezet had. Te gelijker tijd, dat zij vermenigvuldigden, kwam uit afval scheuring voort. Die eene geneigdheid bezaten om God te vergeten en zich aan de beteugeling Zijner wet te onttrekken, gevoelden zich steeds gekweld door de leer en het voorbeeld hunner godvreezende metgezellen: zij besloten dan eindelijk zich van hen te scheiden. Dienovereenkomstig reisden zij naar de vlakten van Sinear, aan de oevers van den Eufraat gelegen. Zij werden door de schoone ligging des lands en de vruchtbaarheid van den bodem bekoord; op deze vlakte besloten zij zich daarom metterwoon te vestigen.PEP 101.4

    Zij besloten hier ook eene stad te bouwen, en in dezelve eenen toren van wereld-beroemde hoogte. Door deze ondernemingen dacht men de verspreiding van het volk te voorkomen. God had den mensch geboden zich op aarde te vermenigvuldigen en haar te onderwerpen; maar deze torenbouwers vormden het plan om hunne maatschappij tot één lichaam te bewaren, en alzoo een koninkrijk te stichten, hetwelk eindelijk wereldwijd zijn zou. Dan zou die stad de hoofdstad van het rijk zijn; hare heerlijkheid zou der wereld bewondering en aanbidding inboezemen, en hare stichters beroemd maken. De prachtige toren, welks opperste tot aan den hemel reikte, zou ten gedenkzuil van de macht en de wijsheid zijner bouwers dienen, en hunnen roem tot aan het laatste geslacht voortplanten.PEP 101.5

    Zoodra een gedeelte van den toren klaar was, namen de bouwers er intrek in; andere zeer prachtig versierde vertrekken werden aan den dienst hunner afgoden gewijd. Het volk verheugde zich in zijn voorspoed, prees de goden van goud en zilver, en kantte zich tegen Hem, die over den hemel en de aarde regeert. Eensklaps kwam er echter stilstand in het werk, dat met zulk goed gevolg was doorgezet. Engelen werden gezonden om de plannen der bouwers te verijdelen. De toren had alreede eene groote hoogte bereikt, zoodat de bouwlieden boven hunne bevelen niet langer aan de arbeiders beneden geven konden: om dit te verhelpen, werden mannen op zekere afstanden geplaatst, die elkander de bestellingen voor de benoodigde materialen en andere orders toeriepen. De taal nu dezer overbrengers werd verward, zoodat men dikwerf het tegenovergestelde van hetgeen besteld was aanbracht. Hierop volgden verwarring en ontsteltenis. Het werk werd gestaakt. Er bestond geene harmonie noch samenwerking meer. De bouwlieden konden zich niet begrijpen waar dat misverstand uit voortkwam, en in de woede hunner teleurstelling wierp de eene de blaam op den andere. Hun bond werd door twist en doodslag verbroken. Daarenboven gaf God Zijne afkeuring ook te kennen door het bovenste van den toren door den bliksem te vernielen, zoodat het in puin op den grond viel. Zij werden gewaar, dat er een God in den hemel is, die de heerschappij over alles bezit.PEP 102.1

    Tot op dien tijd hadden allen dezelfde taal gesproken; doch voortaan verstonden zij elkander niet meer, en daarom scheidden allen, die elkander verstonden, zich in kleine gezelschappen af, en vertrokken naar verschillende oorden. “Alzoo verstrooide hen de Heere van daar over de gansche aarde: en zij hielden op de stad te bouwen.”7Gen. 11:8. Door deze verstrooiing werd de aarde bevolkt; en langs dezen weg bereikte God Zijn doel, ofschoon men gedacht had Hem juist door dat middel te kunnen beletten.PEP 102.2

    Helaas! hoe veel verloren zij er door, die zich tegen den Heer verzet hadden. Zijn doel was, dat wanneer de menschen zich op verschillende plaatsen als natiën vestigden, zij er de kennis van Zijnen wil zouden voortplanten, opdat de navolgende geslachten zich in het licht der volle waarheid verheugen mochten. Noach, de getrouwe prediker der gerechtigheid, leefde nog drie honderd en vijftig jaren na den zondvloed, en Sem, vijf honderd jaren; hunne afstammelingen hadden derhalve eene goede gelegenheid om met Gods inzettingen en de geschiedenis der aartsvaderen bekend te worden. Die waarheden waren hun echter onsmakelijk; zij verlangden God niet in erkentenis te houden; daarbij kwam nog, dat zij, tengevolge van de spraakverwarring, weinig verkeer hebben konden met degenen, die hun als leeraars hadden kunnen dienen.PEP 105.1

    De torenbouwers hadden tegen God gemurmureerd. In plaats van de genade aan Adam bewezen en het verbond met Noach in dankbare erkentenis te houden, klaagden zij over Gods gestrengheid, omdat het eerste paar uit Eden verdreven en de wereld door den zondvloed verdelgd was geworden. Doch terwijl zij God van gestrengheid en willekeur beschuldigden, lieten zij zich den voet van den wreedsten tiran op den nek zetten. Satans toeleg was om de offeranden, waardoor Christus’ dood afgeschaduwd werd, verachtelijk te maken; en dewijl het volk reeds tot den afgodendienst vervallen was, zoo liet hij hen die offeranden nabootsen, en daarenboven hunne kinderen op de altaren hunner afgoden slachten. Naar mate men verder van God afweek, moesten de Goddelijke eigenschappen, — rechtvaardigheid, reinheid, en liefde, — plaats maken voor geweld, verdrukking, en brutaliteit.PEP 105.2

    De mannen van Babel hadden zich voorgenomen een rijk te stichten, hetwelk van God onafhankelijk zijn zou. Er waren echter nog sommigen onder hen, die de vreeze des Heeren nog niet geheel uit hunne harten gebannen hadden, maar die door het voorwendsel der goddeloozen waren misleid geworden. Ter wille van die getrouwen werden Gods oordeelen uitgesteld en den volke tijd verleend om zijn waar karakter te openbaren. Intussehen probeerden Gods kinderen hen van hun voornemen af te brengen; doch de massa vereenigde zich eenpariglijk in hare hemel-tergendè onderneming. Waren zij echter niet belet geworden, zij zouden de wereld van stonde aan weder totaal verdorven hebben. Hun bond bestond in rebellie; zij dachten een koninkrijk ter hunner zelfverheerlijking te stichten, waarin God noch gezag noch eer hebben zou. Was deze samenzwering niet gefnuikt, eene reuzenmacht zou de gerechtigheid ten eenen male verbannen hebben, en met haar zouden vrede, geluk, en gerustheid van de aarde zijn verdwenen. In plaats van de. Goddelijke inzettingen, die “heilig en rechtvaardig, en goed” zijn, wilden zij wetten, naar het goeddunken van hunne eigene booze en baatzuchtige harten.PEP 105.3

    De godvreezenden riepen tot den Heere om Zijne tusschenkomst. “Toen kwam de Heere neder om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der menschen bouwden.”8Gen. 11:5. Uit genade verijdelde Hij het plan der torenbouwers, en verwoestte het gedenkteeken hunner vermetelheid. Uit genade verwarde Hij hunne spraak, en beteugelde daardoor hunne ontworpene rebellie. God gedraagt zich lankmoedig jegens ‘s menschen halsstarrigheid door hem een ruime kans ter bekeering te geven; evenwel neemt Hij al zijne pogingen van verzet tegen Zijne rechtvaardige en heilige wet in aanmerking. Nu en dan wordt de onzichtbare hand, die den scepter der heerschappij houdt, ter belemmering van het kwaad uitgestrekt. Op eene onmiskenbare wijze worden blijken geleverd, dat de Schepper van ‘t heelal, de oneindige in wijsheid, liefde, en waarheid, de alleenheerscher over hemel en aarde is, en dat niemand Zijn gezag straffeloos hoonen kan.PEP 106.1

    De raadslagen der torenbouwers liep op schade en schande uit; De gedenkzuil hunner hoogmoed werd in een gedenkteeken hunner dwaasheid verkeerd. Daar zijn er echter, die nog een zelfden weg bewandelen; zij vertrouwen op zich zelven, en versmaden Gods wet. Satan dacht ook dienovereenkomstig in den hemel te handelen; Kain was met denzelfden geest bezield, toen hij zijn offer bracht.PEP 106.2

    De torenbouwers leven ten huidigen dage nog. De godloochenaars verlaten zich op de gevolgtrekkingen der wetenschap, en verwerpen het geopenbaarde Woord van God. In hunne vermetelheid, veroordeelen zij ‘s Heeren zedelijke heerschappij; zij verachten Zijne wet, en boógen op de genoegzaamheid van de menschelijk rede. En “omdat niet haastelijk het oordeel .over de booze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der menschen in hen vol om kwaad te doen.”9Pred. 8:11.PEP 106.3

    In de zich Christelijk noemende wereld, verwerpen velen de letterlijke leer der Schrift, en verlaten zich op belijdenissen, welke op speculatie en verleidende fabelen berusten. Door die torens heen willen zij in den hemel opklimmen. Men luistert naar de bekoorlijke welsprekendheid, die hun diets maakt, dat de overtreder niet sterven zal, en dat het houden van Gods geboden niet een der voorwaarden ter verkrijging van de zaligheid is. Er zou eenheid zijn, als de belijders Gods maatstaf erkennen wilden: doch zoo lang de menschelijke wijsheid boven Gods Woord geloofd wordt, zoo lang zal er verdeelheid bestaan. De verwarring uit de met elkander in strijd staande secten en geloofsbelijdenissen ontstaan, wordt te recht “Babylon”10Openb. 14:8; 18:2. genoemd, en de profetie bestempelt de wereldschgezinde Christenen van den laatsten tijd met dien titel.PEP 106.4

    Velen zoeken hunnen hemel in rijkdom en aanzien. Zij “spreken booselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte,” vertreden het recht met voeten, en versmaden Gods gezag. De hoogmoedigen mogen een tijd lang de teugels in handen hebben, en in al hunne ondernemingen slagen, doch ten laatste zullen zij zich teleurgesteld zien en ellende ondervinden.PEP 107.1

    De tijd voor Gods onderzoek is voor de deur. De Allerhoogste zal nederdalen om te zien wat de kinderen der menschen gebouwd hebben. Zijne souvereiniteit zal openbaar, en de werken des hoogmoeds zullen vernederd worden. “De Heere schouwt uit den hemel, en ziet alle menschenkinderen; Hij ziet uit van Zijne vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.” “De Heere vernietigt den raad der Heidenen, Hij breekt de gedachten der volken. Maar de raad des Heeren bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht.”11Ps. 33:13, 14, 10, 11.PEP 107.2

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents