Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK LXIV—DAVID EEN VLUCHTELING.

    OMDAT hij Goliath verslagen had, wilde Saul David niet weder naar zijns vadars huis laten gaan. En het geschiedde, “dat de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde hem als zijne ziel.”1Zie 1 Sam. 18-22. Jonathan en David maakten een verbond om elkander als broeders te behandelen, en des konings zoon “deed zijnen mantel af, dien hij aan had, en gaf hem aan David, ook zijne kleederen, ja tot zijn zwaard toe, en tot zijnen boog toe, en tot zijnen gordel toe.” David werd tot hooge betrekkingen verheven, hij bleef echter nederig, en verwierf zich beide des volks gunst en die der koninklijke familie.PEP 667.1

    “David toog uit, overal waar Saul hem zond: hij gedroeg zich voorzichtiglijk, en Saul zette hem over de krijgslieden.” David was verstandig en getrouw, en blijkbaar werd hij van God gezegend. Bij wijlen gevoelde Saul zijn eigene onbekwaamheid om Israel te regeeren, en besefte hij, dat des rijks welzijn er door bevorderd zou worden, indien iemand hem ter zijde stond, die door den Heere geleerd werd. En wijl David door den Heere beguns-tigd en beschermd werd, zoo hoopte Saul, dat hij veilig zou zijn, wanneer hij met hem uittoog ten strijde.PEP 667.2

    Door de voorzienigheid Gods werden David en Saul in gemeenschap gebracht. Davids betrekking aan het hof was eene oefenschool tot voorbereiding voor zijne toekomstige grootheid. Hij kreeg daardoor de gelegenheid om zich het vertrouwen des volks te verwerven. De wederwaardigheden en moeilijkheden, welke hem aldaar uit oorzaak van Sauls vijandigheid ten deele vielen, deden hem zijne afhankelijkheid van God des te beter gevoelen, en zijn volkomen vertrouwen op Hem stellen. Daarbij was Jonathans vriendschap ook eene beschikking Gods ter bescherming van het leven van Israels toekomstigen koning. In al deze dingen werkte God Zijne genadige voornemens uit, beide ten aanzien van David en van Israel.PEP 667.3

    Sauls vriendschap was echter niet van langen duur. Toen hij en David wederkeerden van het slaan der Filistijnen, geschiedde het, “dat de vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel met gezang en reien, den koningSaul te gemoet, met trommelen, met vreugde en met muziekinstrumenten.” Het eene koor zong: “Saul heeft zijne duizenden verslagen,” terwijl het andere den tegenzang zong en antwoordde: “Maar David zijne tien duizenden.” De booze geest der jaloezie nam bezit van des konings hart. Hij was wrevelig, omdat Israels vrouwen David meer lof toezwaaiden dan hem. En in plaats van deze afgunst te bedekken, legde hij de zwakheid van zijn karakter bloot, en riep uit: “Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.”PEP 668.1

    Een groot gebrek in Sauls karakter was zijn verlangen om geprezen te worden. Deze geneigdheid beheerschte zijne daden en gedachten; alles droeg blijk van de zucht naar lof en zelfverheffing. Zijn standaard van goed en kwaad was de lage standaard van des volks toejuiching. Niemand is veilig, die de menschen zoekt te behagen, en niet de eere Gods op ‘t oog heeft. Sauls toeleg was om de eerste plaats in der menschen schatting te bekomen; en toen die lofzang gezongen werd, kreeg de koning de overtuiging, dat David het hart des volks winnen en in zijne plaats regeeren zou.PEP 668.2

    Saul zette zijn hart open voor de jaloezie, die hem aangeboren was. Niettegenstaande Samuël hem gezegd had, dat God Zijn eigen welbehagen volbrengen zou, en niemand Hem daarin hinderen kon, bleek het toch uit des konings gedrag, dat hij geen zuiver begrip van Gods raad en macht bezat. Israels koning zette zijnen wil tegen dien des Almachtigen over. Terwijl Saul over Israel heerschappij voerde, had hij niet geleerd, om zijn eigen geest te beheerschen. Hij liet zijne hartstochten het gezag over zijn oordeel voeren, totdat de lusten hem geheel overmeesterd hadden. Hij kreeg vlagen van woede, en dan was hij geneigd om allen het leven te benemen, die zijnen wil durfden tegen staan. Als die vlagen van waanzin over waren, dan werd hij neerslachtig en zag met verachting op zich zelven neder, totdat berouw hem overmeesterde.PEP 668.3

    Hij hoorde David gaarne de harp bespelen, en het scheen, alsof de booze geest er een tijdlang door verdreven werd; doch op zekeren dag gebeurde het, terwijl de jongeling voor hem speelde, en verrukkelijke toonen aan het instrument ontlokte, waaraan hij zijne stem paarde ter eer Gods, dat Saul zijne spies eensklaps naar den speler wierp, om hem ‘t leven te benemen. Door Gods bescherming werd David gespaard, en ontkwam hij des konings woede zonder letsel. Naar mate Saul David meer en meer begon te haten, zocht hij ook meer hem naar het leven te staan; geene zijner plannen tegen den gezalfde des Heeren gelukten echter. Saul gaf zich over aan den boozen geest, die hem beheerschte; maar David vertrouwde Hem, die wijs is in raad en machtig om te verlossen. “De vreeze des Heere is het beginsel der wijsheid,”2Spr. 9:10. en David bad den Heere voortdurend, dat Hij hem op den rechten weg wilde leiden.PEP 668.4

    Verlangend om zich van de tegenwoordigheid van zijnen mededinger te bevrijden, “deed hem Saul van zich weg, en hij zette hem zich tot eenen overste van duizend. . . . Doch gansch Israel en Juda had David lief.” Het volk zag weldra, dat David een bekwaam persoon was, en dat de aan hem toevertrouwde zaken met wijsheid en voorzichtigheid behartigd werden. De raadgevingen van den jongen man kenmerkten zich wegens hunne wijsheid en voorzichtigheid, en bleken volgenswaardig te zijn; terwijl Sauls oordeel zelden goed, noch zijne besluiten juist waren.PEP 669.1

    Ofschoon Saul steeds naar eene gelegenheid zocht om David om te brengen, zoo vreesde hij hem toch, wijl God onmiskenbaar met hem was. Davids onbesproken wandel ontstak des konings toorn; hij beschouwde Davids leven en tegenwoordigheid als schadelijk voor hem, vermits zijn eigen karakter er niet gunstig tegen af stak. Sauls afgunst maakte hem ellendig, en nog naargeestiger dan hij te voren was. Dezelfde vijandschap overmeesterde Sauls hart, die Kaïn tegen Abel de hand deed opheffen, omdat Abels werken rechtvaardig waren, en God hem eerde, terwijl Kaïns werken boos waren, en de Heere hem niet zegenen kon. Afgunst komt uit hoogmoed voort, en ontwikkelt eindelijk tot haat, en eindigt ten laatste; in wraak en moord. Satan legde zijn eigen karakter bloot door Saul tot moord aan te zetten tegen iemand, die hem nooit beleedigd had.PEP 669.2

    De koning hield een waakzaam oog op David, hopende eene oorzaak tegen hem te vinden, opdat hij hem wegens oneerlijkheid of onvoorzichtigheid te schande maken mocht. Hij gevoelde zich niet te vreden alvorens hij den jongeling het leven benomen had, en toch wist hij niet hoe die daad voor de oogen des volks te rechtvaardigen. Hij spande strikken voor Davids voeten aoor hem aan te sporen om den oorlog tegen de Filistijnen met meer kracht door te zetten, en hem zijn oudste dochter, als eene belooning voor zijne heldhaftigheid,, te beloven. Davids nederig antwoord op dit voorstel luidde als volgt: “Wie ben ik, en wat is mijn leven, en mijns vaders huisgezin in Israel, dat ik des konings schoonzoon zou worden?” De koning openbaarde zijne geveinsdheid echter door de prinses aan eenen ander ten huwelijk te geven.PEP 669.3

    Sauls jongste dochter, Michal, was op David verliefd, en dit verschafte den koning eene nieuwe gelegenheid om eenen aanslag tegen zijnen mededinger te smeden. Michal werd hem daarom beloofd, op voorwaarde, dat hij een bepaald getal van de vijanden der natie doodde. “Want Saul dacht David te vellen door de hand der Filistijnen.” Maar God beschermde Zijnen knecht. David keerde als overwinnaar van den slag terug, en werd des konings schoonzoon. “Michal, de dochter van Saul, had hem lief,” en dit vertoornde den koning, aangezien hij zijne plannen nu verijdeld zag door de verheffing van hem, dien hij gepoogd had om te brengen. Nu was hij nog meer overtuigd, dat hij de man was, dien de Heere beter dan hem genoemd had, en van wien Hij gezegd had, dat die op den troon zou zitten om Israel te regeeren, in zijne plaats. Daarom wierp hij het masker af, en beval Jonathan en de andere oversten aan het hof, om den gehate het leven te benemen.PEP 670.1

    Jonathan stelde David met des konings voornemen in kennis, en beval hem zich te verbergen, belovende, dat hij inmiddels zijnen vader smeeken zou 0m het leven van Israels verlosser. Hij wees den koning dan op ‘t geen David voor de eer en het welzijn van de natie gedaan had, er aantoevoegende dat de moordenaar van den man, dien God gebruikt had om zijne vijanden te verdrijven, eene zware schuld over zich halen zou. Dit raakte des konings geweten, en zijn hart werd er door verteederd. “En Saul zwoer: Zoo waarachtig als de Heere leeft, hij zal niet gedood worden.” David werd daarop weder tot Saul gebracht, en hij diende den koning, gelijk hij voorheen gedaan had.PEP 670.2

    Er werd wederom krijg tusschen de Israelieten en de Filistijnen, en David trok tegen den vijand te velde. De Israelieten behaalden eene groote overwinning, ten gevolge waarvan al het volk, het gansche rijk door, Davids wijsheid en dapperheid roemden. Dit wekte Sauls oude verbittering tegen hem weer op. Terwijl de jonge held voor den koning speelde, en het paleis met zijne liefelijke melodieën vervulde, braken Sauls booze hartstochten weder los, en hij wierp zijne spies naar David met het doel om hem aan den wand te spitten, doch een engel des Heeren deed het doodelijke wapen missen. David ontkwam alzoo, en vluchtte naar zijn eigen huis. Doch Saul zond hem verspieders na, die hem vangen en dooden moesten, als hij des morgens naar buiten kwam.PEP 670.3

    Michal gaf David haars vaders voornemen te kennen. Zij spoorde hem aan om zijn leven door de vlucht te redden, en liet hem door een venster neder, om hem te doen ontkomen. Hij vluchtte naar Samuël te Rama, en de profeet, zich niet om des konings ongenoegen bekommerende, verwelkomde den vluchteling. Samuëls woning was eene vreedzame plaats in vergelijking met het koninklijke paleis. En daar, te midden van de bergen, zette de geëerde dienstknecht des Heeren zijnen arbeid voort. Een gezelschap van profeten was bij hem, en zij gaven nauwkeuriglijk acht op des Heeren wil, en luisterden met eerbied naar het onderwijs, dat Samuël gaf. Kostelijke lessen leerde David van Israels leermeester. David geloofde, dat Saul zijne benden niet naar die heilige plaats sturen zou, maar geene plaats scheen heilig te zijn voor het verduisterd gemoed van den razenden koning. Saul werd nu weder jaloersch, omdat David bij Samuël was, en vreesde, dat hij, die in gansch Israel als een profeet des Heeren geëerd werd, zijn invloed zou laten gelden tot bevordering van zijn mededinger. De koning dan gehoord hebbende waar David was, zond zijne oversten om hem naar Gibea te laten halen, ten einde zijn moorddadig doel ten uitvoer te brengen.PEP 671.1

    De boden gingen heen met het doel om David te dooden; maar Een machtiger dan Saul hield hen tegen. Onzichtbare engelen ontmoetten hen, evenals Bileam, toen hij op weg was om Israel te vloeken. De boden begonnen te profeteeren, en verkondigden Jehova’s heerlijkheid en majesteit. Aldus liet de Heere ‘s menschen toorn niet slagen, en openbaarde Zijne macht 0m het kwaad te beletten door eene wacht van engelen rondom zijnen dienstknecht te stellen.PEP 671.2

    Dit bericht kwam Saul ter oore, terwijl hij met verlangen uitzag om David in zijne macht te krijgen; doch instede van de leiding des Heeren op te merken, werd hij vertoornd en zond andere boden. Deze werden ook door Gods Geest overmeesterd, en profeteerden, even als de eersten. Daarna zond hij de derde boden, en zoodra die in de vergadering der profeten gekomen waren, begonnen zij ook te profeteeren. Toen besloot Saul zelf te gaan, want zijne vijandschap was onbedwingbaar geworden. Hij had zich voorgenomen om op geene andere gelegenheid te wachten om David van kant te maken; onverschillig wat de gevolgen waren, hij was van plan om hem te dooden, zoodra hij hem nabij gekomen was.PEP 671.3

    Doch een engel Gods ontmoette hem op den weg, en beteugelde hem. Gods Geest verhinderde hem, zoodat hij voortging den Heere biddende, en profeteerende. Te Najoth gekomen zijnde toog hij zijne ambtskleederen uit, en dienzelven dag en nacht lag hij voor Samuël en zijne leerlingen onder den invloed van Gods Geest. Het volk werd er heen getrokken, om het zonderlinge verschijnsel gade te slaan, en wat den koning overkomen was, werd heinde en ver verkondigd. Hieruit ontstond weder, aan het einde zijner regeering, het spreekwoord onder Israel, dat Saul onder de profeten was.PEP 672.1

    Wederom was des vervolgers voornemen verijdeld. Hij gaf David de verzekering, dat hij met hem verzoend was; doch David stelde geen vertrouwen in des konings berouw. Hij nam deze gelegenheid dan te baat om te ontvluchten, eer de koning'weer een andere luim kreég. Zijn hart bloedde, en hij verlangde zijnen vriend Jonathan nog eens te zien. Van zijne onschuld overtuigd, zocht hij des konings zoon op, en sprak hem op de volgende, aangrijpende wijze aan: “Wat heb ik gedaan, wat is mijne misdaad, en wat is mijne zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijne ziele zoekt?” Jonathan geloofde, dat zijn vader David niet langer naar het leven stond. En daarom antwoordde hij: “Dat zij verre! gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet geene groote zaak en geene kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen? dat is niet.” Jonathan kon het niet aannemen, dat zijn vader David nog leed doen zou, nadat Gods kracht op zulk eene bijzondere wijze geopenbaard was, want dat zou opstand tegen God zijn. Doch David was niet overtuigd. Hij verklaarde plechtiglijk: “Zekerlijk, zoo waarachtig als de Heere leeft, en uwe ziel leeft, er is maar als eene schrede tusschen mij en tusschen den dood.”PEP 672.2

    Bij de verschijning der nieuwe maan placht Israel een heilig feest te vieren. Deze keer viel dat feest op den dag na Davids onderhoud met Jonathan. Beide jongelingen werden verwacht op dit feest met den koning aan te zitten om te eten; maar David vreesde zich derwaarts te begeven, daarom besloten zij, dat hij te dier tijd zijne broeder? te Bethlehem bezoeken zou. Bij zijne terugkomst moest hij zich in het veld versteken, niet ver van de plaats, waar het feestmaal gegeten werd, en alzoo drie dagen achtereen niet voor den koning verschijnen; middelerwijl zou Jonathan ontdekken hoe Saul gezind was. In geval de koning naar den zoon van Isaï vroeg, dan zou Jonathan zeggen, dat hij het jaarlijksch offer van zijn geslacht was gaan bijwonen. Indien de koning er niet over gebelgd was, maar zeggen zou: “Het is wel,” dan mocht David er op rekenen, dat het veilig voor hem zou zijn om naar het hof,terug te keeren. Maar als de koning over zijne afwezigheid vertoornd werd, dan zou David de vlucht moeten kiezen.PEP 672.3

    Op den eersten dag van het feest, vroeg de koning niet waarom David afwezig was; doch toen zijne plaats op den tweeden dag ook ledig was, vroeg hij: “Waarom in de zoon van Isaï noch gisteren noch heden tot de spijze gekomen? En Jonathan antwoordde Saul: David begeerde van mij ernstelijk naar Bethlehem te mogen gaan. En hij zeide: Laat mij toch gaan, want ons geslacht heeft een offer in de stad, en mijn broeder heeft het mij zelfs geboden: heb ik nu genade in uwe oogen gevonden, laat mij toch ontslagen zijn, dat ik mijne broeders zie; hierom is hij aan des konings tafel niet gekomen.” Toen Saul dat hoorde, werd zijn toorn onbedwingbaar. Zoo lang als David leefde, zeide hij, zou Jonathan Israels troon niet beklimmen kunnen, daarom beval hij, dat men David onmiddelijk grijpen en ter dood brengen zou. Wederom trad Jonathan als pleitbezorger voor zijnen vriend op, zeggende; “Waarom zal hij gedood worden? wat heeft hij gedaan?” Deze aanspraak deed des konings satanische woede losbarsten, en daarom wierp hij de spies, waarmede hij David dacht te dooden, naar zijn eigen zoon.PEP 673.1

    De prins, bedroefd en verontwaardigd, verwijderde zich, en nam niet meer deel aan het feest. Zijn gemoed was tot overloopens toe vol, toen hij zich, ter bestemder tijd, naar de plaats begaf, alwaar hij David des konings voornemen zou te kennen geven. Zij omhelsden elkander en weenden bitterlijk. Des konings gramschap had de jonge mannen mismoedig gemaakt, en hunne droefenis kon niet uitgedrukt worden. Eindelijk nam Jonathan afscheid van David, na het uitspreken der volgende hartelijke woorden: “Ga in vrede!” zeide hij, “hetgeen wij beiden in den naam des Heeren gezworen hebben, zeggende: De Heere zij tusschen mij en tusschen u, en tusschen mijn zaad en tusschen uw zaad, zij tot in eeuwigheid.”PEP 673.2

    Jonathan keerde naarGibea terug, en David vluchtte naar Nob, eene niet vergelegene stad, tot den stam van Benjamin behoorende. De tabernakel was van Silo herwaarts gebracht, en Achimelech was hoogepriester. David wist niet werwaarts te vluchten, behalve tot den dienstknecht des Heeren. De priester zag hem met verwondering aan, wijl hij in der haast en blijkbaar alleen kwam, en angst en droefenis op zijn gelaat te lezen stonden. De priester vroeg hem, wat hij medegebracht had. De jonge krijgsman was steeds bevreesd, dat hij zou ontdekt worden, en bediende zich in deze verlegenheid van eene leugen. David vertelde den priester, dat de koning hem op eene geheime verkenningstocht uitgezonden had, en dat die met haast moest worden voortgezet. Hierin openbaarde hij wantrouwen in God, en zijne zonde kostte den hoogepriester den dood. Indien hij rondborstig voor de zaak uitgekomen ware, Achimelech zou geweten hebben, wat hem te doen stond om zijn leven te behoeden. God wil, dat zijn volk de waarheid spreke, zelfs te midden der grootste gevaren. David vroeg den priester om vijf brooden. De godsman had geene dan heilige brooden, doch David slaagde er in om zijne bezwaren uit den weg te ruimen, en kreeg de brooden tot verzadiging van zijnen honger.PEP 674.1

    Maar nu ontstond er een nieuw gevaar. Doëg, de machtigste onder Sauls herderen, die een proseliet was, was voor het aangezicht des Heeren opgehouden. Dezen man ziende, besloot David zich onverwijld naar eene andere schuilplaats te begeven, zoomede zich van een wapen te voorzien, waarmede hij zich desnoods verdedigen kon. Hij vroeg Achimelech om een zwaard, en kreeg ten antwoord, dat hij geen ander had, dan het zwaard van Goliath, hetwelk aldaar bewaard werd. David nu zeide: “Er is zijns gelijke niet, geef het mij.” Zijn moed herleefde, toen hij het zwaard weder in handen kreeg, waarmede hij den kampvechter der Filistijnen gedood had.PEP 674.2

    David zette zijne vlucht voort naar Achis, den koning van Gath: want hij gevoelde zich veiliger te midden van zijne vijanden, dan op Sauls grondgebied. Het werd Achis bekend gemaakt, dat David de man was, die den kampioen der Filistijnen, eenige jaren geleden, gedood had; en nu bevond hij, die eene wijkplaats onder Israels vijanden gezocht had, zich in groot gevaar. Doch hij hield zich onzinnig, bedroog daardoor zijne vijanden en ontsnapte.PEP 674.3

    In de eerste plaats beging David eene fout door God niet te vertrouwen, toen hij te Nob was; en later beging hij eenen misslag door Achis te bedriegen. David had edele karaktertrekken aan den dag gelegd en zijne zedelijke deugd had hem de gunst van het volk verworven; maar toen hij op de proef werd gesteld, wankelde zijn geloof, en kwam de menschelijke zwakheid boven. Hij verdacht iedereen van verraad en waande zich alom bespied. In eene dreigende omstandigheid had David het geloofsoog op God gericht, en der Filistijnen reus overmocht. Hij geloofde God, en ging in Zijnen naam. Maar nu hij gejaagd en vervolgd werd, was het aangezicht zijns hemelschen Vaders bijna verborgen voor hem, vanwege zijn angst en verlegenheid.PEP 675.1

    Deze ervaring moest echter dienen om David iets te leeren, want het deed hem zijn eigen zwakheid en afhankelijkheid van God gevoelen. O hoe kostelijk is de liefelijke invloed van Gods Geest, als hij het neerslachtig of wanhopend gemoed opbeurt, de zwakken sterkt, en ‘s Heeren beproefde dienstknechten moed schenkt! Hoe medelijdend is onze God, die de dwalenden met zachtheid behandelt, Zijn geduld en zachtmoedigheid in tegenspoeden openbaart, en in tijden van rouw en droefenis troost.PEP 675.2

    Iedere mislukking der kinderen Gods is tengevolge van een gemis aan geloof. Als de ziel door duisternis omgeven is, terwijl wij licht en leiding behoeven, dan moeten wij opwaarts zien; achter de duisternis is het licht. David had God geen enkel oogenblik mogen wantrouwen. Hij had alle reden om zich op Hem te verlaten: want hij was de gezalfde des Heeren, en te midden van de gevaren hadden de engelen Gods hem beschermd; hij had moed ontvangen om wonderdaden te verrichten; en als hij zich niet door de tegenheden had laten ontmoedigen, maar het oog op Gods kracht en majesteit gevestigd had, zou hij vrede gehad hebben te midden van de schaduwen des doods. Met vertrouwen had hij des Heeren belofte herhaald: “Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw Ontfermer.”3Jes. 54:10.PEP 675.3

    Op de bergen van Juda zocht David nu ontkoming van Sauls vervolging. Hij vond een wijkplaats in de spelonk Adullam, eene plaats, die hij, met weinige manschappen, tegen een groot leger verdedigen kon. “En zijne broeders hoorden het, en het gansche huis zijns vaders, en kwamen derwaarts tot hem af.” Davids familie gevoelde zich niet veilig, wetende, dat zij te eeniger tijd het voorwerp van Sauls onredelijke verdenking worden kon, wegens de betrekking tusschen haar en David. Zij waren nu gewaar geworden, — wat nu onder Israel was ruchtbaar geworden, — dat God David tot Israels toekomstigen heerscher had gesteld; en zij geloofden, dat zij veiliger bij hem zouden zijn, al was hij dan ook een vluchteling in eene eenzame spelonk, dan indien zij aan den waanzin van een jaloersch koning waren blootgesteld.PEP 675.4

    In de spelonk Adullam was de familie door den band van sympathie en liefde aan elkander verbonden. De zoon van Isaï kon zijne harp en stem gepaard doen gaan in het zingen van: “Ziet, hoe goed en hoe lieflijk is het, dat broeders ook samenwonen!” Hij had het bitter wantrouwen zijner broeders geproefd; en nu de oneenigheid voor harmonie had plaats gemaakt, verheugde de balling zich. Hier dichtte David den zeven en vijftigsten psalm.PEP 676.1

    Het duurde niet lang, eer anderen, des konings dwigelandij moede, zich bij hem aansloten. Velen hadden hun vertrouwen in Israels koning verloren: want zij konden niet bespeuren, dat hij langer door Gods Geest bestuurd werd. “En tot David vergaderde alle man, die benauwd was, en alle man, die eenen schuldeischer had, en alle man, wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot eenen overste over hen; zoodat bij hem waren omtrent vier honderd mannen.” Hier regeerde David over een klein koninkrijk; waarin orde en tucht werden gehandhaafd. Doch in deze schuilplaats gevoelde hij zich bij lange na niet veilig: want telkens bleek het, dat de koning zijne bloeddorstige plannen nog niet opgegeven had.PEP 676.2

    Hij vond eene verblijfplaats voor zijne ouders bij den koning der Moabieten, en toen vluchtte hij, op aanrading van een profeet des Heeren, naar eene andere schuilplaats in het woud Chereth. Deze ervaringen waren niet vruchteloos noch overbodig voor David. God leidde hem langs dezen weg, om een wijs bevelhebber en medelijdend koning van hem te maken. Met zijne bende vluchtelingen deed hij eene ervaring op, die hem te stade zou komen, als hij het werk aanvaardde, dat Saul, ter oorzaak van zijne bloeddorstigheid en onbedachtzaamheid, volstrekt niet tot stand kon brengen. Men kan Gods raad niet in den wind slaan, en de kalmte en wijsheid bewaren, die noodig zijn om voorzichtiglijk en rechtvaardelijk te handelen. Geen waanzin is gevaarlijker of hopeloozer, dan die, welke Gods wijsheid laat varen, en op de menschelijke bouwt.PEP 676.3

    Saul maakte toebereidselen om David in de spelonk van Adullam te vangen, entoen hij gewaar werd, dat David deze plaats verlaten had, werd de koning zeer toornig. Hoe David ontkomen was, was hem een raadsel. Hij kon het alleen oplossen door te stellen, dat er verraders in zijn leger waren, die zijn voornemen en zijne nabijheid aan den zoon van Isaï geboodschapt hadden.PEP 677.1

    Hij zeide tegen zijne raadslieden, dat er verraad tegen hem gesmeed werd, en nu zocht hij door kostbare geschenken en eereposten gewaar te worden, wie voor David partij gekozen had. Dit maakte Doëg, den Edomiet, tot een verrader. Door eeren hebzucht gedreven, en wegens haat jegens de priesters, die hem om zijner zonden wil bestraft hadden, vertelde Doëg, wat Achimelech David gedaan had, en kleurde het verhaal zoo sterk, dat Sauls toorn tegen den godsman ontvlamde. De woorden van die booze tong, door het vuur der hel ontstoken, maakten de hevigste hartstochten van Saul gaande. Woedend van toorn, zwoer hij, dat de priester en zijn gansche huis zouden worden omgebracht. Niet Achimelech en zijn huis alleen, maar “vijf en tachtig mannen, die den linnen lijfrok droegen,” werden op des konings bevel omgebracht door de hand van den moorddadigen Doëg.PEP 677.2

    “Hij sloeg ook Nob, de stad dezer priesteren, met de scherpte des zwaards, van den man tot de vrouw, van de kinderen tot de zogelingen, zelfs de ossen en ezels, en de schapen sloeg hij met de scherpte des zwaards.” Dit kon Saul onder aanhitsing van Satan doen. Toen God zeide, dat de mate der Amalekieten ongerechtigheid vol was, en hem beval om ze tot den laatsten man toe te verdelgen, meende hij te medelijdend te zijn om Gods bevel te gehoorzamen, en hij spaarde het verbannene; maar nu God hem niet bevolen had, nu Satan hem bestuurde, schroomde hij niet om des Heeren priesters te dooden, en de stad Nob uit te delgen. Dit is een staaltje van de verkeerdheid van ‘s menschen hart, als het zich niet door God laat besturen.PEP 677.3

    Gansch Israel was over deze daad ontzet. De door hen gekozen koning had deze grove aanranding gepleegd; en hij had het voorbeeld gevolgd van de koningen der volken, die God niet vreesden. De ark was wel bij hen, maar de priesters, die voor hen den Heere vraagden, waren met het zwaard gedood. Wat zou vervolgens aan de beurt staan?PEP 677.4

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents