Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Patriarchen En Profeten - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK V—KAIN EN ABEL OP DE PROEF GESTELD

    ADAMS zonen, Kaïn en Abel, bezaten zeer verschillende karakters. Abel was met eenen geest van getrouwheid aan God bezield; hij bespeurde genade en rechtvaardigheid in Gods handelingen met het gevallen menschdom, en nam het aanbod van verlossing in dankbaarheid aan. Kaïn koesterde daarentegen eenen geest van rebellie: hij murmureerde tegen God, omdat het menschdom en de aarde ter oorzaak van Adams zonde vervloekt waren. Zijne gedachten werden vergund in denzelfden gang te loopen, waardoor Satan tot zijnen val geraakt was, namelijk een staan naar zelfverheffing en het in twijfel trekken van Gods rechtvaardigheid en gezag.PEP 56.1

    Deze twee broeders werden, even als Adam, beproefd of zij Gods woord wilden gelooven en gehoorzamen. Zij waren met het verlossingsplan in kennis gesteld en begrepen daarbij ook wat de door God verordende offeranden beteekenden. Zij wisten, dat zij in die offeranden hun geloof in den Zaligmaker uitdrukken en ter zelfder tijd hunne afhankelijkheid van Hem voor pardon erkennen moesten. Voorts begrepen zij, dat zij door zich aan Gods wil te onderwerpen het bewijs leverden van hunne instemming met het verlossingsplan. Zonder bloedstorting was de vergiffenis van zonden eene onmogelijkheid; daarom moesten zij geloof in het bloed van Christus, het beloofde zoenoffer, betoonen door de eerstelingen hunner kuddden ten offer te brengen. Daarenboven moesten de eerstelingen der aarde als een dankoffer den Heere worden geofferd.PEP 56.2

    De twee broeders bouwden gelijke altaren, en ieder bracht een offer. Abel bracht een offer uit zijne kudde, overeenkomstig ‘s Heeren bevel. “En de Heere zag Abel en zijn offer aan.1Gen. 4:4. Maar Kaïn, het bepaald en uitdrukkelijk gebod des Heeren overtredende, bracht slechts van de vrucht des lands. Hij ontving geen teeken van den hemel, dat het offer aangenaam was. Abel poogde hem te bewegen om God op de voorgeschrevene wijze te genaken; doch zijne bemoeiingen stijfden Kaïn in het volgen van zijn eigen wil. Dewijl hij de oudste was, meende hij, dat het hem niet paste aan de vermaning en den raad van zijnen broeder gehoor te geven.PEP 56.3

    Kaïn verscheen voor God met een morrend en ongeloovig hart betreffende het beloofde Offer en de noodzakelijkheid der offeranden. Zijne gave drukte geen berouw over de zonde uit. Het scheen hem toe, gelijkerwijs velen zich nu nog inbeelden, dat het eene zwakheid zou verraden om het door God voorgeschreven plan stiptelijk na te komen, of zijne zaligheid enkel en alleen te verlaten op de verzoening van den beloofden Zaligmaker. Hij verkoos den onafhankelijken weg in te slaan. Eigen deugden zouden hem behouden. Hij wilde niet een lam brengen om deszelfs bloed met zijne offerande te mengen, maar hij wilde zijne vruchten, de voortbrengselen van zijnen arbeid, aanbieden. Hij handelde, alsof hij Gode eenen dienst bewees, waardoor hij eene goedkeuring verwerven zou. Kaïn was in zoo ver gehoorzaam, dat hij een altaar bouwde en eene offerande bracht; maar hij was slechts ten deele gehoorzaam. Het onmisbare, de erkenning van behoefte aan eenen Verlosser, was er uit gelaten.PEP 57.1

    Wat geboorte en godsdienstige kweeking aanbelangt, daarin stonden deze broeders op gelijken voet. Beiden waren zondaars, en beiden erkenden, dat zij Gode eer en aanbidding verschuldigd waren. Tot op een zekere hoogte bestond er ook geen uiterlijk verschil in hunnen godsdienst; doch voor het overige was er een groot verschil tusschen die twee.PEP 57.2

    “Door het geloof heeft Abel eene meerdere offerande geofferd dan Kaïn.”2Hebr. 11:4. Abel begreep het verlossingsplan. Hij had zich zelven als een zondaar leeren kennen: ook zag hij in, dat de zonde en hare bezoldiging, de dood, hem beletten omgang met Ged te hebben. Hij bracht het geslachtte offer, ‘t welk ‘t leven benomen was, en erkende daardoor de eischen der overtredene wet. Het vergoten bloed wees hem op Christus, het offer, dat aan het kruis op Golgotha sterven zou; en vermits hij zich op die verzoening verliet, zoo ontving hij de verzekering, dat hij rechtvaardig en zijne offerande aangenomen was.PEP 57.3

    Kaïn had dezelfde gelegenheid gehad om deze waarheden te leeren en aan te nemen. Hij was niet het slachtoffer eener willekeurige voorbeschikking. De eene broeder was niet uitverkoren om door God aangenomen, en de andere om verworpen te worden— Abel verkoos geloof en gehoorzaamheid; Kaïn, ongeloof en rebellie. Daarin bestond het verschil.PEP 57.4

    Kaïn en Abel waren de vertegenwoordigers van twee klassen, die tot aan het einde toe bestaan zullen. De eene klasse zal het Offer voor de zonde aannemen; de andere zal op hare eigengerechtigheid steunen. Hunne offerande mist het vereischte van een Goddelijk middelaarschap, en kan hen daarom niet in Gods gunst herstellen. Door de verdienstelijkheid van Jezus alleen kunnen onze overtredingen vergeven worden. Die geene behoefte aan het bloed van Christus gevoelen, die zich verbeelden, dat zij zonder genade en door hunne werken Gods goedkeuring verkrijgen kunnen, dezulken begaan de fout van Kaïn. Indien zij het reinigende bloed niet aannemen, dan blijven zij onder de verdoemenis. Er bestaat geene andere voorwaarde, waardoor zij van onder de slavernij der zonde verlost kunnen worden.PEP 58.1

    Het voorbeeld van Kaïn vindt het meeste bijval in de wereld; bijna elke valsche godsdienst heeft op dien grondslag gebouwd, — namelijk dat de mensch door zijne werken zalig worden kan. Sommigen willen, dat het menschdom niet behoeft verlost te worden, maar slechts ontwikkeling behoeft; dat het zich zelf veredelen, verheffen, en wederbaren kan. Gelijkerwijs Kaïn Gods gunst dacht te verwerven door eene offerande zonder bloed, zoo denken zij den mensch zonder de verzoening te verheffen tot den door God gestelden standaard. De uitkomst staat in Kaïns geschiedenis afgeschaduwd. Daarin ziet men wat er van den mensch buiten Christus terecht komt. Het menschdom kan zich zelve niet wederbaren. Het bezit geene neiging opwaarts naar het Goddelijke te stijgen maar nederwaarts naar het Satanische af te dalen. Christus is onze eenigste hoop. “En de zaligheid is in geenen anderen: want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden.”3Hand. 4:12.PEP 58.2

    Het ware geloof, dat op Christus bouwt, openbaart zich in eene gehoorzaamheid aan alles, wat God vergt. Van Adams tijd af tot den huidigen dag toe, heeft het groote geschil geloopen over het wel of niet gehoorzamen van ‘s Heeren geopenbaarden wil. Er zijn er ten allen tijde geweest, die aanspraak op Gods gunst maakten, niettegenstaande zij enkele Zijner geboden veronachtzaamden. Doch de Schrift zegt, dat het geloof uit de werken volmaakt wordt, en dat het, de werken missende, bij zich zelven dood is.4Jak. 2:2, 17. Wie belijdt God te kennen, “en Zijne geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet.”51 Joh. 2:4.PEP 58.3

    Kaïn, ziende dat zijne offerande niet aangezien werd, ontstak in toorn tegen den Heere en Abel; hij was boos, omdat God het zijne niet in de plaats van het door Hem verordende aannam; en hij was gemelijk op zijn broeder, omdat die geneigd was God te gehoorzamen in stede van zich bij hem aan te sluiten in zijn verzet tegen den Heere. Niettegenstaande Kaïn halsstarrig was, werd hij toch niet aan zich zelven overgelaten, maar God had de nederbuigende liefde om zich nog met zoo’n onredelijke te bemoeien. Hij zeide dan tot Kaïn: “Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen? Is er niet, indien gij weldoet, verhooging? en zoo gij niet wel doet, de zonde ligt aan de deur.”6Gen. 4:6, 7. Kaïn moest zelf kiezen. Indien hij zich op de verdienstelijkheid van den beloofden Verlosser verliet, en Gods geboden bewaarde, dan zou hij in Zijne gunst deelen. Verkoos hij daarentegen te volharden in het ongeloof en in de overtreding, dan zou hij zijne verwerping moeten billijken.PEP 59.1

    In stede van zijne zonden te belijden, voer Kaïn voort met fout te vinden in Gods rechtvaardigheid en haat en jaloezie tegen Abel te koesteren. Hij verweet zijn broeder op eene bitse wijze, en poogde met hem te twisten over de manier, waarop zij door God waren bejegend geworden. Hoewel met zachtmoedigheid, evenwel met beslistheid en zonder vrees, werd ‘s Heeren goedheid en rechtvaardigheid door Abel verdedigd. Hij bracht Kaïn de gebreken onder ‘t oog, en poogde hem te overtuigen, dat de verkeerdheid aan zijne zijde lag. Hij wees er op hoe God Zijn medelijden betoond had in het sparen van het leven hunner ouders, naardemaal Hij hen onmiddelijk met den dood had kunnen straffen. Bovendien moest Hij hen toch zeker wel liefhebben, want anders zou Hij Zijnen heiligen en onschuldigen Zoon niet toegestaan hebben om de straf voor hen te dragen. Hierdoor brandde Kaïns toorn nog feller. Zijne rede en zijn geweten overtuigden hem, dat zijn broeder gelijk had; doch hij kon niet verdragen, dat iemand die gewoon was geweest naar zijnen raad te luisteren, het nu waagde met hem in gevoelen te verschillen en niet instemde met dit verzet. In de woede zijns toorns, sloeg hij zijnen broeder dood.PEP 59.2

    Kaïn haatte en sloeg zijnen broeder dood, niet omreden Abel kwaad gedaan had, maar “omdat zijne werken boos waren, en van zijnen broeder rechtvaardig.”71 Joh. 3:1, 2. Om dezelfde reden hebben de goddeloozen, door alle eeuwen heen, degenen gehaat, die beter waren dan zij zelven. Abels gehoorzaamheid en standvastig geloof waren eene aanhoudende bestraffing voor Kaïn. “Een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijne werken niet bestraft worden.”8Joh. 3:20. Hoe duidelijker het licht van Gods karakter door Zijne dienstknechten verspreid wordt, hoe duidelijker de zonden der goddeloozen ten toon gesteld worden; en naar dezelfde verhouding zullen zij de verstoorders van hunnen vrede van kant zoeken te maken.PEP 59.3

    De moord op Abel gepleegd was de eerste uitbarsting der vijandschap, welke God beloofd had te zullen zetten tusschen het zaad der slang en het zaad der vrouw, — tusschen Satan en zijne onderdanen en Christus en Zijne volgelingen. Ten gevolge van des menschen zonde, had Satan de heerschappij over het menschdom bekomen, doch Christus zou dat juk afwerpen. Als iemand geloovig op het Lam Gods ziet, en den dienst der zonde afzweert, dan ontsteekt Satans toorn. Het heilige leven van Abel logenstraft Satans beweering, dat de wedergeboren mensch Gods geboden niet bewaren kan. Toen Kaïn, door den booze daartoe opgehitst, begreep, dat hij Abel niet onder den duim had, ontnam hij hem het leven in eene vlaag van woede. En waar nu nog personen ter verdediging van de rechtvaardigheid van Gods wet optreden, daar openbaart zich dezelfde geest ook tegen hen. Het is deze geest, die, door al de eeuwen heen, de volgelingen van Christus naar de brandstapels gevoerd heeft. Deze wreedheden worden hun aangedaan, omdat Satan en zijne trawanten hen niet naar hunnen wil buigen kunnen. Het is de woede van eenen overwonnen vijand, Elke martelaar voor Jezus is als overwinnaar gestorven. De Ziener zegt: “En zij hebben hem [namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en Satanas] overwonnen door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis; en zij hebben hun leven niet liefgehad tot den dood toe.”9Opeab. 12:11, 9.PEP 60.1

    Kaïn, de moordenaar, moest spoedig voor zijne misdaad terecht staan. “En de Heere zeide tot Kaïn: Waar is Abel uw broeder? en hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?10Gen. 4:9-12. De zonde had Kaïn zoodanig reeds verblind, dat hij de voortdurende tegenwoordigheid en de alwetendheid Gods uit het oog verloren had. Hij poogde zijne misdaad door eene leugen te dekken.PEP 60.2

    Wederom zeide de Heere tot Kaïn: “Wat hebt gij gedaan? daar is eene stem des bloeds van uwen broeder, dat tot mij roept van den aardbodem.” God had Kaïn de gelegenheid gegeven om zijne misdaad te belijden. Hij had tijd gehad om er over na te denken. Hij had een recht besef van de grootte der misdaad, alsook van de leugen, waarmede hij haar had gepoogd te bedekken; maar hij volhardde in zijne halsstarrigheid, en daarom werd het vonnis dadelijk over hem uitgesproken. De stem, die hij zoo menigmaal in vermaning had hooren spreken, sprak nu het volgend, schrikkelijk vonnis over hem uit: “En nu zijt gij vervloekt van den aardboden, die zijnen mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uwe hand te ontvangen. Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op aarde.”PEP 60.3

    Niettegenstaande Kaïns misdrijf het vonnis des doods verdiend had, spaarde de genadige Schepper hem het leven, en verleende hem nog een andere gelegenheid om zich te bekeeren. Hiertegenin verhardde Kaïn zijn hart, stookte verzet tegen Gods gezag, en werd het hoofd eener linie van stoute,-geëekte zondaars. Deze eene afvallige werd, onder des Satans leiding, de verleider van anderen; en zijn voorbeeld en invloed richtten eene ontaardende strekking uit, totdat de wereld zoo goddeloos en zoo van wrevel vervuld werd, dat zij door geweld verwoest moest worden.PEP 63.1

    Door het leven van den eersten moordenaar te sparen, wilde God al de bewoners van het heelal eene les leeren. De schandelijke geschiedenis van Kaïn en zijne nakomelingen verstrekte ten voorbeeld, wat de uitkomst geweest zou zijn, indien Hij de zondaars voor eeuwig had laten leven om hun verzet tegen Hem bot te vieren. Ter oorzake Zijner verdraagzaamheid, werden de goddeloozen steeds stouter en meer tartend in het plegen hunner ongerechtigheden. Ten einde van vijftien eeuwen, nadat het vonnis over Kaïn was uitgesproken, had de ontwikkeling van dat voorbeeld en dien invloed haar hoogtepunt bereikt; men zag het in de misdaden en de verontreinigingen, waarmede de aarde bedekt was. Het bleek toen, dat het beide genadig en rechtvaardig was, dat het vonnis des doods over den overtreder van Gods wet voltrokken wordt. Hoe langer de menschen in de zonde voortleefden, hoe verharder zij werden. Het oordeels Gods, waardoor de onbeteugelde ongerechtigheid verkort en de wereld verlost wordt van den invloed dergenen, die zich in hunne rebellie verharden, is eerder een zegen dan een vloek.PEP 63.2

    Satan is nog onophoudelijk bezig, met allen ijver en onder duizenderlei vormen, om Gods karakter en heerschappij verdacht te maken. Door behulp van uitgebreide en weldoordachte plannen en verbazende macht is het steeds zijn toeleg om de aardbewoners de slachtoffers zijner misleiding te houden. De oneindige en alwetende God ziet echter van den beginne af het einde, en daarom zijn de door Hem beraamde plannen tot fnuiking van het kwaad ook uitgestrekt en veelomvattend. Het was niet alleen zijn voornemen om de rebellie ten onder te brengen, maar ook om haar karakter ten volle in ‘t licht te stellen. Gods plan was ontwikkelend, beide Zijne genade en rechtvaardigheid, zoowel als Zijne wijsheid in het behandelen van het kwaad werden ten volle gerechtvaardigd.PEP 63.3

    De bewoners van ‘t heelal sloegen de gebeurtenissen, welke op aarde voorvielen, met de grootste belangstelling gade. In ‘s werelds toestand voor den zondvloed, hadden zij een voorbeeld hoe Lucifers beheer in den hemel te gronde zou zijn gegaan, wijl hij zich tegen de majesteit Gods verzette. In de goddelooze monsters die vóór den zondvloed leefden, zag men wie Satans onderdanen waren. Al het gedichtsel hunner harten was te allen dage alleenlijk boos.11Gen. 6:5. Elke hartstocht, elke neiging, en elke gedachte was in opstand tegen de Goddelijke beginselen van reinheid, vrede en liefde. Het was een schrikkelijk voorbeeld van de bedorvenheid, die het gevolg is van Satans toeleg on Gods schepselen van onder het bedwang Zijner heilige wet te krijgen.PEP 64.1

    De feiten, welke bij het doorzetten van dezen strijd worden aan ‘t licht gebracht, zullen eindelijk bewijzen, dat de grondbeginselen, waarop de Godsregeering berust, de ware zijn, niettegenstaande Satan en zijne volgelingen ze belasterd hebben. Zijne rechtvaardigheid zal eindelijk door allen erkend worden, ofschoon het dan te laat zijn zal voor de opstandelingen. Terwijl God Zijne plannen langzamerhand ten uitvoer brengt, draagt het heelal Hem sympathie en goedkeuring toe. En die zullen Hem toegedragen worden, totdat de opstand eindelijk uitgeroeid is. Dan zal het duidelijk blijken, dat allen, die de Goddelijke inzettingen verlaten hebben, partij voor Satan hebben gekozen. En als eenmaal de overste dezer wereld geoordeeld en al zijne bondgenooten met hem gevonnisd zullen worden, dan zullen de bewoners van ‘t heelal het oordeel toejuichen met het gezang: “Rechtvaarding en waarachtig zijn uwe wegen, Gij Koning der heiligen.”12Openb. 15:3.PEP 64.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents