Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.”

    Het hart van de mens is van nature koud en duister en liefdeloos; steeds wanneer iemand een geest van barmhartigheid en vergeving openbaart, doet hij dat niet uit zichzelf, maar door de invloed van de Goddelijke Geest, die aan zijn hart werkt. „Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.” i Joh. 4:19.GZ 26.1

    God zelf is de bron van alle barmhartigheid. Zijn naam is „barmhartig en genadig.” Ex. 34:6. Hij behandelt ons niet zoals wij verdienen. Hij vraagt ons niet, of we Zijn liefde waardig zijn, maar Hij stort de rijkdommen van Zijn liefde over ons uit, om ons waardig te maken. Hij is niet wraakgierig. Hij zoekt niet te straffen, maar te verlossen. Zelfs de strengheid die Hij openbaart door Zijn voorzienigheid, wordt geopenbaard tot redding van de afgedwaalden. Hij verlangt met een intense begeerte de smarten der mensen te lenigen, en Zijn balsem te leggen op hun wonden. Het is waar, dat God „de schuldige zeker niet onschuldig houdt,” Ex. 34:7; maar Hij zou de schuld willen wegnemen.GZ 26.2

    De barmhartigen hebben deel aan de goddelijke natuur, en in hen komt de ontfermende liefde van God tot uitdrukking. Allen wier harten medevoelen met het hart der Oneindige Liefde zullen trachten te bevrijden, en niet te veroordelen. Het wonen van Christus in de ziel is een bron die nooit verdroogt. Waar Hij vertoeft daar zal een overvloed van weldadigheid zijn.GZ 26.3

    Op de roep van de dwalenden, de verleiden, de ellendige slachtoffers van gebrek en zonde, vraagt de Christen niet: Zijn zij waardig? maar: Hoe kan ik hen helpen? In de meest ellendigen, in degenen die het diepst gezonken zijn, ziet hij zielen voor wier redding Christus gestorven is, en voor wie God aan Zijn kinderen het dienstwerk der verzoening heeft gegeven.GZ 26.4

    De barmhartigen zijn zij die mededogen openbaren met de armen, de lijdenden en de verdrukten. Job verklaart: „Want ik redde de ellendige die om hulp riep, de wees en hem die geen helper had; de zegenwens van wie dreigde onder te gaan kwam op mij, en het hart der weduwe deed ik jubelen; met gerechtigheid bekleedde ik mij, en mijn recht bekleedde mij als mantel en hoofddoek; tot ogen was ik voor de blinde, en tot voeten voor de kreupele; een vader was ik voor de armen, en het rechtsgeding van mij onbekenden onderzocht ik.” Job 29 : 12-16.GZ 26.5

    Er zijn vele mensen voor wie het leven een pijnlijke strijd is; zij voelen hun gebreken en zijn ongelukkig en geloven niet; zij menen dat zij niets hebben om dankbaar voor te zijn. Vriendelijke woorden, medelevende blikken, woorden van waardering zouden voor menig worstelend, eenzaam mens zijn als een beker koud water voor een dorstige ziel. Een woord van medeleven, een vriendelijke daad zouden lasten opheffen die zwaar drukken op vermoeide schouders. En ieder woord, iedere daad van onzelfzuchtige vriendelijkheid is een uitdrukking van de liefde van Christus voor het verloren mensdom.GZ 27.1

    De barmhartigen „zal barmhartigheid geschieden.” „De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.” Spr. 11 : 25. Er is een zoete vrede voor de ontfermende geest, een gezegende voldoening in het leven dat zichzelf vergeet terwille van anderen. De Heilige Geest, die woont in de ziel, en geopenbaard wordt in het leven, zal harde harten verzachten, en sympathie en tederheid opwekken. Ge zult oogsten wat ge zaait. „Welzalig hij, die acht slaat op de geringe... De Here zal hem behoeden en in het leven behouden; hij zal geprezen worden op de aarde; aan de lust van zijn vijanden geeft Gij hem niet prijs. De Here steunt hem op het ziekbed, in zijn ziekte ver-andert Gij geheel zijn legerstede.” Ps. 41 : 2-4.GZ 27.2

    Hij, die zijn leven aan God heeft gegeven in het dienen van Zijn kinderen, is verbonden met Hem, Die alle krachtbronnen van het heelal tot Zijn beschikking heeft. Zijn leven wordt samengebonden door de gouden keten van de onveranderlijke beloften die verbonden zijn aan een leven met God. De Here zal hem niet verlaten in het uur van lijden en nood. „Mijn God zal in al uw behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus.” Philipp. 4 : 19. En in het uur van hoogste nood zal de barmhartige een toevlucht vinden in de barmhartigheid van de ontfermende Heiland, en hij zal worden ontvangen in de eeuwige woningen.GZ 27.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents