Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Wacht u voor de valse profeten.”

    Leraars der leugen zullen opstaan om u af te trekken van het smalle pad en de enge poort. Wacht u voor hen; hoewel zij gehuld zijn in schaapsklederen, zijn zij van binnen verscheurende wolven.GZ 127.2

    Jezus geeft ons de toetssteen, waarmede wij de valse leraars kunnen onderscheiden van de ware. „Aan hun vruchten zult gij hen kennen,” zegt Hij. „Men leest toch geen druiven van doornen, of vijgen van distels?”GZ 128.1

    Ons wordt niet gezegd, dat wij hen moeten beoordelen naar hun schone redevoeringen en naar hun verheven belijdenissen. Zij moeten beoordeeld worden naar het Woord Gods. „Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.” Jes. 8 : 20 „Houd maar op, mijn zoon, naar vermaning te luisteren, als gij toch afwijkt van verstandige woorden.” Spr. 19 : 27. Welke boodschap brengen deze leraars? Brengt deze u tot eerbied en vrees voor God? Brengt die u ertoe, uw liefde voor Hem openbaar te maken door gehoorzaamheid aan Zijn geboden? Indien mensen niet het belang van de zedenwet gevoelen, indien zij Gods geboden lichtvaardig bezien, indien zij een van de minste van Zijn geboden verbreken en alzo de mensen leren, dan zullen zij niet geacht worden in het koninkrijk des hemels. Wij kunnen dan weten dat hun aanspraken ongegrond zijn. Zij doen hetzelfde werk, dat zijn oorsprong vindt in de vorst der duisternis, de vijand van God.GZ 128.2

    Niet allen die Zijn naam belijden en Zijn vaandel dragen behoren Christus toe. Velen die in Mijn naam geleerd hebben, zei Jezus, zullen tenslotte te licht bevonden worden. „Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgedreven en in Uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wette-loosheid.”GZ 128.3

    Er zijn mensen, die menen dat zij gelijk hebben, wanneer zij ongelijk hebben. Terwijl zij beweren dat Christus hun Here is, en belijden vele goede werken te doen in Zijn naam, zijn zij werkers der wetteloosheid. „Woorden van liefde zijn in hun mond, maar hun hart gaat uit naar hun woekerwinst.” Hij die Gods Woord aan hen verklaart, is voor hen „als een liefdeslied, schoon van klank, passend bij snarenspel. Zij horen uw woorden, maar doen er geenszins naar.” Ez. 33 : 31, 32.GZ 128.4

    Alleen maar belijden een discipel te zijn heeft geen waarde. Het geloof in Christus dat de ziel behoudt is niet datgene, wat velen heden voorgeven dat het is. „Geloof, geloof,” zeggen zij, „en u behoeft de wet niet te houden.” Maar een geloof dat niet tot gehoorzaamheid leidt is een leugen. De apostel Johannes zegt: „Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet.” 1 Joh. 2 : 4. Laat niemand de gedachte koesteren, dat speciale voorzienigheden of wonderlijke openbaringen het bewijs zullen zijn van de oprechtheid van hun werk of van de ideeën die zij voorstaan. Wanneer mensen lichtvaardig zullen spreken over het Woord van God en hun indrukken, gevoelens en oefeningen zullen stellen boven de goddelijke maatstaf, kunnen wij weten dat zij geen licht in zich hebben.GZ 129.1

    Gehoorzaamheid is de toets van het discipelschap. Het is het houden van de geboden dat de oprechtheid van onze belijdenis der liefde bewijst. Wanneer de leer die wij aannemen de zonde in ons hart doodt, de ziel reinigt van bezoedeling en vruchten van heiligheid draagt, mogen wij weten, dat het de waarheid Gods is. Wanneer welwillendheid, zachtmoedigheid, een warm hart en medegevoel in ons leven geopenbaard worden, wanneer de vreugde van het doen van het goede in ons hart woont, wanneer wij Christus verhogen en niet onszelf, mogen wij weten, dat ons geloof het goede geloof is. „Hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: Indien wij Zijn geboden bewaren.” 1 Joh. 2:3.GZ 129.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents