Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.”

    Gerechtigheid is heiligheid, gelijkheid aan God; en „God is liefde.” 1 Joh. 4:16. Het is overeenstemming met de wet van God; want „al Uw geboden zijn gerechtigheid.” Ps. 119 : 172. Gerechtigheid is liefde en liefde is het licht en leven van God. De gerechtigheid van God is belichaamd in Christus. Wij ontvangen gerechtigheid door Hem aan te nemen.GZ 23.1

    Niet door pijnlijk zwoegen of vermoeiende arbeid, niet door gaven of offeranden wordt de gerechtigheid verkregen; maar zij wordt om niet gegeven aan iedere ziel die hongert en dorst om haar te ontvangen. „O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet,. .. zonder geld en zonder prijs.” Jes. 55:1 „Hun recht (is) van Mijnentwege, luidt het woord des Heren.” Jes. 54 : 17, en: „Dit is Zijn naam, waarmede men Hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid.” Jer. 23 : 6. Geen menselijke macht kan datgene verschaffen wat de honger en dorst van de ziel kan bevredigen. Maar Jezus zegt: „Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden, en hij met Mij.” Openb. 3 : 20. „Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren, en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.” Joh. 6:35.GZ 23.2

    Zoals we voedsel nodig hebben om onze lichamelijke kracht in stand te houden, zo hebben wij Christus, het brood des hemels, nodig om het geestelijk leven in stand te houden, en ons kracht te geven om de werken Gods te werken. Zoals het lichaam voortdurend voedsel ontvangt dat het leven en de kracht in stand moet houden, zo moet de ziel voortdurend gemeenschap hebben met Christus, en zich aan Hem onderwerpen, en zich volkomen van Hem afhankelijk stellen.GZ 23.3

    Zoals de vermoeide reiziger zoekt naar de bron in de woestijn, en, wanneer hij die gevonden heeft, zijn brandende dorst lest, zo zal de Christen dorsten naar het zuivere water des levens, waarvan Christus de bron is, en dat ook ontvangen.GZ 24.1

    Wanneer wij de volmaaktheid van het karakter van onze Heiland aanschouwen, zullen wij verlangen volkomen veranderd te worden, en vernieuwd naar het beeld van Zijn reinheid. Hoe meer wij van God weten, des te hoger zal ons ideaal voor het karakter gesteld worden, en des te ernstiger ons verlangen om Zijn beeld te weerspiegelen. Een goddelijk element verenigt zich met het menselijke wanneer de ziel de handen uitstrekt naar God en het verlangende hart kan zeggen: „Mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting.” Ps. 62 : 6.GZ 24.2

    Indien ge een behoefte gevoelt in uw ziel, indien ge hongert en dorst naar gerechtigheid, dan is dit een blijk dat Christus aan uw hart gewerkt heeft, opdat ge aan Hem zult vragen, voor u die dingen te doen door de gave van de Heilige Geest, die ge onmogelijk uit uzelf kunt doen. Wij behoeven niet te trachten onze dorst te lessen aan ondiepe wateren, want de grote bron is vlak boven ons, van welks overvloedige wateren wij vrij kunnen drinken, wanneer we slechts een weinig hoger komen op het pad des geloofs.GZ 24.3

    De woorden van God zijn fonteinen van leven. Wanneer gij zoekt naar die levende bronnen, zult gij, door de Heilige Geest, in gemeenschap met Christus gebracht worden. Vertrouwde waarheden zullen in uw gedachten met een nieuw licht overgoten worden; teksten uit de Schrift zullen opeens als in een lichtflits een nieuwe betekenis voor u krijgen, gij zult zien welk verband andere waarheden hebben met het verlossingswerk, en ge zult weten dat Christus u leidt; een goddelijke Leraar staat u ter zijde.GZ 24.4

    Jezus zeide: „Het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.” Joh. 4 : 14. Wanneer de Heilige Geest u de waarheid openbaart, zult ge de meest kostbare ervaringen als schatten bewaren, en gij zult ernaar verlangen met anderen te spreken over de vertroostende dingen die aan u geopenbaard zijn. Wanneer ge met hen in contact komt, zult ge nieuwe gedachten aan hen geven betreffende het werk en het karakter van Christus. Ge zult een nieuwe openbaring ontvangen van Zijn ontfermende liefde om die mee te delen aan hen die Hem liefhebben en aan hen die Hem niet liefhebben. „Geeft en u zal gegeven worden,” Luc. 6 : 38, want het woord Gods is een „fontein der hoven, bron van levend water, beken van Libanon.” Hooglied 4:15. Het hart, dat eenmaal de liefde van Christus gesmaakt heeft, roept voortdurend om diepere teugen, en wanneer gij het aan anderen schenkt, zult ge het in rijker en overvloediger mate ontvangen. Iedere openbaring van God aan de ziel vermeerdert het vermogen om te kennen en lief te hebben. De voortdurende kreet van het hart luidt: „Meer van u,” en het antwoord van de Geest is: „Veel meer.” Immers, onze God doet met vreugde „oneindig veel meer... dan wij bidden of beseffen.” Ef. 3 :20. Aan Jezus, die Zichzelf ontledigde voor de redding van de verloren mensheid, werd de Heilige Geest zonder beperking gegeven. Zo zal hij gegeven worden aan iedere volgeling van Christus wanneer het gehele hart aan Hem wordt overgegeven, opdat Hij erin kan wonen. Onze Here heeft zelf het gebod gegeven: „Wordt vervuld met de Geest,” Ef. 5:18, en dit gebod is ook een belofte, dat het geschieden kdn. Het was het welbehagen des Vaders dat in Christus „de ganse volheid” woning zou maken, „en gij hebt volheid verkregen in Hem.” Col. 1 : 19, 2 : 10.GZ 24.5

    God heeft Zijn liefde onbeperkt uitgegoten, als regenstromen die de aarde verfrissen. Hij zegt: „Laten de wolken gerechtigheid doen neerstromen; de aarde opene zich, opdat het heil ontluike en zij daarbij gerechtigheid doe uitspruiten.” „De ellendigen en de armen zoeken naar water, maar het is er niet, hun tong verdroogt van dorst; Ik, de Here, zal hen verhoren; Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten. Ik zal op kale heuvels rivieren doen ont-springen en bronnen te midden der valleien; Ik zal de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen.” Jes. 45 : 8; 41 : 17, 18.GZ 25.1

    „Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, zelfs genade op genade.” Joh. 1:16.GZ 25.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents