Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.”

    De Joden waren zo nauwgezet wat betreft de ceremoniële reinheid, dat de voorschriften daarvoor tot een grote last werden. Hun gedachten waren vervuld van voorschriften en bepalingen en van de vrees voor uitwendige verontreiniging, en ze bemerkten niet de smet die zelfzucht en haat op het hart werpen.GZ 28.1

    Jezus noemt deze ceremoniële reinheid niet als een van de voorwaarden om in Zijn koninkrijk binnen te gaan, maar Hij wijst op de behoefte aan een rein hart. „De wijsheid van boven is vooreerst rein.” Jac. 3:17. In de stad Gods zal niets onreins binnenkomen. Allen die daar eenmaal willen vertoeven, zullen rein van hart moeten worden. In de mens die van Jezus leert, zal een groeiende afkeer worden waargenomen van slordige manieren, onbetamelijke taal en ruwe gedachten. Wanneer Christus in het hart woont, zal er reinheid en verfijning in gedachten en optreden naar voren komen.GZ 28.2

    Maar de woorden van Jezus: „Zalig zijn de reinen van hart”, hebben een diepere betekenis, — niet slechts rein in de zin zoals de wereld reinheid ziet, vrij van alles wat zinnelijk is, vrij van hartstochten, maar waar in de verborgen bedoelingen en motieven van de ziel, vrij van trots en zelfzucht, nederig, onzelfzuchtig, kinderlijk. Slechts gelijken kunnen elkander op hun juiste waarde schatten. Tenzij ge in uw eigen leven het beginsel van zelfopofferende liefde aanneemt, het beginsel van Zijn karakter, kunt ge God niet kennen. Het hart dat door Satan misleid wordt, ziet God als een heerszuchtig, genadeloos wezen; de zelfzuchtige karaktertrekken van de mens, ja, van Satan zelf, worden toegeschreven aan de liefdevolle Schepper. „Gij beeldt u in,” zegt Hij, „dat Ik geheel en al ben als gij.” Ps. 50 : 21. Zijn voorzienigheden worden verklaard als de uitdrukking van een willekeurige, wraakgierige natuur. Zo is het ook met de Bijbel, het schathuis van de rijkdommen Zijner genade. De heerlijkheid van zijn waarheden, die zo hoog zijn als de hemel, en de eeuwigheid omvatten, wordt niet onderscheiden. Voor de grote massa van de mensen is Christus Zelf „als een wortel uit dorre aarde,” en zij zien in Hem „geen gedaante, dat wij Hem zouden hebben begeerd.” Jes. 53 : 2. Toen Jezus onder de mensen was, de openbaring Gods in mensengedaante, verklaarden de schriftgeleerden en Farizeeën Hem: „Zeggen wij niet terecht, dat Gij een Samaritaan zijt, en bezeten zijt?” Joh. 8 : 48. Zelfs Zijn discipelen waren zo verblind door de zelfzucht van hun hart, dat ze traag waren om Hem te begrijpen, Die gekomen was om hun de liefde des Vaders te tonen. Daarom wandelde Jezus in eenzaamheid te midden der mensen. Hij werd slechts in de hemel volkomen begrepen.GZ 28.3

    Wanneer Christus zal komen in Zijn heerlijkheid, kunnen de goddelozen het niet verdragen Hem te aanschouwen. Het licht van Zijn tegenwoordigheid, dat leven betekent voor wie Hem liefhebben, betekent de dood voor de goddelozen. De verwachting van Zijn komst is voor hen „een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur.” Hebr. 10 : 27. Wanneer Hij zal verschijnen zullen zij bidden om verborgen te worden voor het aangezicht van Hem, Die stierf om hen te verlossen.GZ 29.1

    Maar voor harten die gereinigd zijn door de inwoning van de Heilige Geest is alles veranderd. Zij kunnen God kennen. Mozes was verborgen in de spleet in de rots toen de heerlijkheid Gods hem werd geopenbaard, en wanneer we in Christus verborgen zijn, aanschouwen wij de liefde Gods.GZ 29.2

    „Wie reinheid van hart bemint, en wiens lippen vriendelijk zijn, de koning is zijn vriend.” Spr. 22 : 11. Door het geloof aanschouwen we Hem hier en nu. In onze dagelijkse ervaringen zien we Zijn goedheid en ontferming in de openbaring van Zijn voorzienigheid. We herkennen Hem in het karakter van Zijn Zoon. De Heilige Geest neemt de waarheid betreffende God en Hem die Hij gezonden heeft, en opent die voor het verstand en het hart. De reine van hart ziet God in een nieuw, innemend verband, als zijn Verlosser; en terwijl zij de reinheid en lieflijkheid van Zijn karakter zien, verlangen zij Zijn beeld te weerspiegelen. Zij zien Hem als een Vader, Die verlangt een berouwvolle zoon te omarmen, en hun harten worden vervuld van een onuitsprekelijk vreugde en heerlijkheid.GZ 29.3

    De reinen van hart zien de Schepper in de werken van Zijn mach- tige hand, in de schoonheid die het heelal overal omsluit. In Zijn geschreven Woord lezen ze in duidelijke bewoordingen de openbaring van Zijn genade, Zijn goedheid en Zijn barmhartigheid. De waarheden die verborgen zijn voor de wijzen en verstandigen, worden aan kleine kinderen geopenbaard. De schoonheid en kostbaarheid van de waarheid, die niet gezien wordt door de wereldse wijzen, gaan voortdurend verder open voor hen die een vertrouwend, kinderlijk verlangen koesteren om de wil van God te kennen en te doen. Wij onderscheiden de waarheid door zelf deelgenoten te worden van de goddelijke natuur.GZ 29.4

    De reinen van hart leven als in de zichtbare tegenwoordigheid van God gedurende de tijd die Hij hun toebedeelt op deze aarde. En zij zullen Hem ook van aangezicht tot aangezicht aanschouwen in de toekomstige, onsterfelijke staat, zoals Adam dat deed toen hij in Eden met God wandelde en sprak. „Want nu zien wij nog door een spiegel in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht.” 1 Cor. 13:12.GZ 30.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents