Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Het hield niet, want het was op de rots gegrondvest.”

    De mensen waren diep onder de indruk van de woorden van Jezus. De goddelijke schoonheid van de beginselen der waarheid trok hen aan; en de plechtige waarschuwingen van Christus hadden in hun oren geklonken als de stem van de harten-doorzoekende God. Zijn woorden waren doorgedrongen tot de wortel van hun vroegere ideeën en inzichten; Zijn leer te gehoorzamen zou een verandering noodzakelijk maken in al hun gewoonten van denken en doen. Het zou hen in botsing brengen met hun godsdienstleraars, want het zou de omverwerping met zich meebrengen van het gehele bouwwerk dat geslachten van rabbi’s hadden opgezet. Daarom waren slechts weinigen bereid Zijn woorden aan te nemen als leidraad voor hun leven, hoewel zij weerklank vonden in de harten der mensen.GZ 129.3

    Jezus besloot Zijn bergrede met een illustratie, die op schokkende wijze het belang naar voren bracht van het in praktijk brengen van de woorden die Hij gesproken had. Onder de scharen, die zich rond de Heiland verdrongen, waren vele mensen die hun leven hadden doorgebracht rond het meer van Galilea. Terwijl zij daar op de helling van de berg zaten en luisterden naar de woorden van Jezus, konden zij de dalen en ravijnen zien, waardoor de bergstroompjes hun weg naar de zee zochten. In de zomer verdwenen deze stromen dikwijls geheel, en bleef er slechts een droge, stoffige bedding over. Maar wanneer de winterstormen losbarstten over de heuvels werden de rivieren woeste, kolkende stromen, die soms de dalen bedekten en alles met zich meesleurden in hun tomeloze vaart. Dikwijls gebeurde het dan, dat de hutten die door de boerenmensen op de grasvlakte waren neergezet, en die schijnbaar buiten gevaar waren, weggevaagd werden. Maar hoog in de bergen werden de huizen gebouwd op de rots. In sommige delen van het land bevonden zich huizen, die geheel in de rots waren uitgehouwen, en vele daarvan hadden duizenden jaren lang de stormen doorstaan. Deze huizen werden gebouwd met zware arbeid en moeite. Zij waren niet gemakkelijk te bereiken, en hun ligging leek minder uitnodigend dan de grasrijke vlakte. Maar zij waren op de rots gegrondvest; en wind en overstroming en storm sloegen er tevergeefs tegenaan.GZ 130.1

    Gelijk deze mensen die hun huizen op de rots bouwen, zei Jezus, is hij die de woorden die Ik tot u gesproken heb zal aannemen, en die zal maken tot basis voor zijn karakter en leven. Eeuwen tevoren had de profeet Jesaja geschreven: „Het woord van onze God houdt voor eeuwig stand;” en Petrus citeerde, lang nadat de bergrede gehouden was, deze woorden van Jesaja en voegde eraan toe: „Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is.” Jes. 40:8; 1 Petr. 1 : 25. Het Woord van God is het enig blijvende dat onze wereld kent. Het is de vaste grondslag. „De hemel en de aarde zullen voorbijgaan,” zei Jezus, „naar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” Matth. 24 : 35.GZ 130.2

    De grote beginselen van de wet, van het karakter Gods, worden belichaamd door de woorden van Christus op de berg. Een ieder die daarop bouwt, bouwt op Christus, de Rots der Eeuwen. Door het Woord aan te nemen, nemen we Christus aan. En alleen zij, die op deze wijze Zijn woorden aannemen, bouwen op Hem. „Want een ander fundament dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.” 1 Cor. 3:11. „Er is ook onder de hemel geen andere naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.” Hand. 4 : 12. Christus, het Woord, de openbaring van God, — de openbaring van Zijn karakter, Zijn wet, Zijn liefde, Zijn leven, — is de enige grondslag waarop wij een karakter kunnen bouwen dat stand zal houden.GZ 131.1

    Wij bouwen op Christus door Zijn Woord te gehoorzamen. Nier hij die slechts de gerechtigheid aangenaam vindt, is rechtvaardig, maar hij die de gerechtigheid doet. Heiligheid is geen betovering; het is het gevolg van een volkomen overgave aan God; het is het doen van de wil van onze hemelse Vader. Toen de kinderen Israels gelegerd waren aan de grens van het beloofde land, was het hun niet genoeg, Kanaan te kennen, of liederen over Kanaan te zingen.GZ 131.2

    Dit alleen kon hen niet in het bezit brengen van de wijngaarden en olijfgaarden van het goede land. Zij konden het slechts naar waarheid het hunne maken door het te bezetten, door aan de voorwaarden te voldoen, door een levend geloof in God te beoefenen, door Zijn beloften op zichzelf van toepassing te brengen, terwijl zij gehoorzaamden aan Zijn. onderricht.GZ 131.3

    Godsdienst bestaat uit het doen van de woorden van Christus; niet te doen om Gods gunst te verdienen, maar omdat wij, volkomen onverdiend, de gave van Zijn liefde hebben ontvangen. Christus schenkt het behoud der mensen niet op een belijdenis alleen, maar op een geloof, dat geopenbaard wordt door werken der gerechtigheid. Doen en niet alleen zeggen wordt verwacht van de volgelingen van Christus. Door daden wordt het karakter gebouwd. „Allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.” Rom. 8 : 14. Niet zij wier harten zijn aangeraakt door de Geest, niet zij die zich nu en dan aan de kracht daarvan overgeven, maar zij die door de Geest geleid worden, zijn zonen Gods. Wilt u een volgeling van Christus worden, maar weet u niet hoe u moet beginnen? Bent u in de duisternis en weet u niet hoe u het licht moet vinden? Volg het licht dat u hebt. Stel uw hart erop om datgene te gehoorzamen wat u weet van het Woord van God. Zijn kracht, Zijn leven woont in Zijn Woord. Wanneer u het Woord in het geloof aanneemt, zal het u kracht geven om te gehoorzamen. Wanneer u acht wilt slaan op het licht dat u hebt, zal een groter licht komen. U bouwt dan op Gods Woord, en uw karakter zal worden opgebouwd naar het beeld van het karakter van Christus.GZ 131.4

    Christus, de ware fundering, is een levende steen; Zijn leven wordt geschonken aan allen die op Hem bouwen. „Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis.” „In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here.” 1 Petr. 2:5; Ef. 2 : 21. De stenen worden één met het fundament, want een gemeenschappelijk leven woont daarin. Geen storm kan het bouwwerk omver werpen, want alles wat het goddelijk leven deelachtig wordt, overleeft het andere.GZ 132.1

    Maar ieder bouwwerk, dat wordt opgetrokken op een andere grondslag dan het Woord van God, zal instorten. Hij, die evenals de Joden in de dagen van Christus, bouwt op het fundament van menselijke ideeën en inzichten, van vormen en ceremoniën die de mensen hebben uitgedacht, of op enig werk dat hij kan doen onafhankelijk van de genade van Christus, richt het bouwwerk van zijn karakter op drijfzand op. De woedende stormen der verzoeking zullen het zandig fundament wegzwepen, en het huis achterlatensals een wrak op de kusten des tijds.GZ 132.2

    „Daarom, zo zegt de Here:... Ik zal het recht tot meetsnoer maken en de gerechtigheid tot paslood; en de hagel zal de leugenschuilplaats wegvagen en het water zal de toevlucht wegspoelen.” Jes. 28 : 16, 17.GZ 132.3

    Maar nu nog pleit genade voor de zondaar. „Zowaar Ik leef, luidt het woord des Heren Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven?” Ez. 33 : 11. De stem die heden spreekt tot de zondaar die nog geen berouw toont is de stem van Hem Die met pijn in het hart uitriep, toen Hij Zijn geliefde stad zag liggen: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” Luc. 13 : 34, 35. In Jeruzalem zag Jezus een symbool van de wereld die Zijn genade had verworpen en veracht. Hij weende, o koppig hart, voor u! Zelfs toen de tranen van Jezus op de berg gestort werden, had Jeruzalem zich nog kunnen bekeren, en aan haar noodlot kunnen ontkomen. Voor een korte tijd wachtte de Gave des hemels nog om door haar aangenomen te worden. Zo, o hart, spreekt ook tot u Christus nog op liefdevolle toon: „Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.”GZ 133.1

    „Nu is het de tijd des welbehagens, zie nu is het de dag des heils.” Openb. 3 : 20; 2 Cor. 6 : 2.GZ 133.2

    Gij die uw hoop op uzelf gesteld hebt, gij bouwt op zand. Maar het is nog niet te laat om te ontkomen aan de ondergang die u wacht. Vlucht, vóór de storm losbreekt, naar de veilige grond. „Zo zegt de Here: Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vaste grondslag; hij die gelooft, haast niet.” „Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer.” Jes. 28 : 16; 45:22. „Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn heilrijke rechterhand.” „Gij zult noch beschaamd staan noch te schande worden in alle eeuwigheid.” Jes. 41 : 10; 45 : 17.GZ 133.3

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents