Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Indien uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn.”

    Zuiverheid van bedoeling, volkomen toewijding aan God, is de voorwaarde, waarop door de woorden van de Heiland gewezen wordt. Laat de bedoeling om de waarheid te vinden en te gehoorzamen, wat dat ook moge kosten, oprecht en onwankelbaar zijn, en gij zult goddelijke verlichting ontvangen. Ware vroomheid begint wanneer ieder compromis met de zonde ten einde is. Dan zal de taal van het hart spreken met de woorden van de apostel Paulus: „Ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.” „Ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om Zijnentwil heb ik dit alles prijs gegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen.” Phil. 3 : 13, 14, 8. Maar wanneer het oog verblind wordt door eigenliefde, dan is er slechts duisternis. „Indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn.” Het was deze verschrikkelijke duisternis, waardoor de Joden in koppige ongelovigheid gehuld bleven, en waardoor het voor hen onmogelijk werd het karakter en de zending van Hem, Die was gekomen om hen te redden van hun zonden, op hun juiste waarde te schatten.GZ 82.2

    Toegeven aan de verleiding begint met het toelaten dat de geest aarzelt, met het niet voortdurend vertrouwen in God. Indien wij niet verkiezen onszelf volkomen aan God te geven, dan zijn wij in duisternis. Wanneer wij enig voorbehoud maken, dan laten wij een deur open waardoor Satan kan binnenkomen om ons op een dwaalspoor te brengen door zijn verzoekingen. Hij weet, dat indien hij ons uitzicht kan verduisteren, zodat het oog des geloofs God niet kan zien, er geen hinderpaal meer zal zijn voor de zonde.GZ 82.3

    Het overheersen van een zondig verlangen toont de begoocheling van de ziel aan. Telkens wanneer wordt toegegeven aan dat verlangen wordt de afkeer van de ziel tegenover God versterkt. Door het pad te volgen dat Satan gekozen heeft, worden wij omringd door de schaduwen van het kwaad, en iedere schrede leidt naar een diepere duisternis, en doet de verblindheid van het hart toenemen. In de geestelijke wereld heerst dezelfde wet als in de natuurlijke. Hij die in de duisternis blijft wonen, verliest tenslotte zijn gezichtsvermogen. Hij wordt ingesloten door een duisternis, dieper dan de duisternis van het middernachtelijk uur; en het helderste uur kan hem geen licht brengen. Hij „wandelt in de duisternis, en hij weet niet, waar hij heen gaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind.” 1 Joh. 2:11. Door voortdurend het kwaad te koesteren en opzettelijk geen acht te slaan op de smeekbeden van goddelijke liefde, verliest de zondaar zijn liefde voor het goede, het verlangen naar God, zelfs het vermogen om het licht des hemels te ontvangen. De uitnodiging der genade klinkt nog vol liefde, het licht schijnt nog even helder als toen het voor het eerst over de ziel daagde; maar de stem klinkt voor dove oren, het licht schijnt op blinde ogen.GZ 83.1

    Geen ziel wordt ooit uiteindelijk door God verlaten, wordt ooit overgegeven aan zijn eigen wegen, zolang er enige hoop is voor zijn redding. „De mens wendt zich af van God, niet God van hem.” Onze hemelse Vader volgt ons met smeekbeden en waarschuwingen en verzekering van Zijn ontferming, totdat verdere kansen en voorrechten geheel tevergeefs zouden zijn. De verantwoordelijkheid rust op de zondaren. Door de Geest van God nu te weerstaan, bereidt hij een weg voor om het licht voor een tweede maal te weerstaan wanneer het met grotere kracht komt.GZ 83.2

    Op deze wijze valt hij van de ene graad van weerspannigheid in de andere, totdat op ‘t laatst het licht geen indruk meer maakt, en hij zal ophouden in enige mate te reageren op de Geest van God. Dan wordt zelfs „het licht dat in u is” duisternis. De waarheid die we kennen is zo verdraaid geworden, dat de verblindheid van de ziel daardoor vermeerderd wordt.GZ 83.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents