Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder?”

    Zelfs de zin, „gij, die oordeelt, doet dezelfde dingen,” geeft niet volkomen de omvang weer van hem, die zich aanmatigt zijn broeder te kritiseren en te veroordelen. Jezus zeide: „Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij.niet?”GZ 109.3

    Zijn woorden beschrijven iemand, die snel de fouten in anderen opmerkt. Wanneer hij meent, dat hij een gebrek in het karakter of in het leven heeft ontdekt, is hij buitengewoon ijverig om daarop te wijzen; maar Jezus verklaart, dat juist de karaktertrek die ontwikkeld wordt door dit onchristelijke werk, in vergelijking met de fout waarop kritiek geleverd wordt, gelijk is aan een balk in verhouding tot een splinter. Het is iemands eigen gebrek aan verdraagzaamheid en liefde, dat hem ertoe brengt van een atoom een wereld te maken. Zij die nooit de verslagenheid van een volkomen overgave aan Christus ervaren hebben, maken in hun leven niet de verzachtende invloed van de liefde van de Heiland openbaar. Zij geven een verkeerde voorstelling van de zachtmoedige, hoffelijke geest van het evangelie, en wonden kostbare zielen, waarvoor Jezus gestorven is. Volgens de beeldspraak die onze Heiland gebruikt, is hij die toegeeft aan een veroordelende geest schuldig aan een grotere zonde dan de persoon die door hem beschuldigd wordt; want niet alleen begaat hij dezelfde zonde, maar hij voegt daar nog zelfgenoegzaamheid en een kritische geest aan toe.GZ 109.4

    Christus is de enige ware karaktermaatstaf, en hij die zichzelf als maatstaf voor anderen stelt, plaatst zichzelf in de plaats van Christus. En aangezien de Vader „het gehele oordeel aan de Zoon gegeven” heeft (Joh. 5 : 22), eigent een ieder, die zich aanmatigt de motieven van anderen te oordelen, zich wederrechterlijk het recht van de Zoon van God toe. Deze zogenaamde rechters en critici stellen zichzelf aan de zijde van de antichrist, „die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om zich te laten zien, dat hij een god is.” 2 Thess. 2 : 4. De zonde die tot de meest ongelukkige gevolgen leidt, is de koude, kritischniet-vergevende geest die het farizeïsme karakteriseert. Wanneer de godsdienstige ervaring van liefde ontledigd is, is Jezus niet aanwezig; het zonlicht van Zijn tegenwoordigheid is niet daar. Geen drukke werkzaamheden of ijver zonder Christus kunnen in dit gebrek voorzien. Er is wellicht een wonderlijke scherpzinnigheid om de fouten van anderen te ontdekken, maar tot een ieder die aan deze geest toegeeft, zegt Christus: „Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen.” Hij die schuldig is aan kwaad, zal het eerst kwaad vermoeden. Door een ander te veroordelen tracht hij het kwaad van zijn eigen hart te verbergen of te verontschuldigen. Door de zonde hebben de mensen kennis van het kwaad gekregen; zodra het eerste mensenpaar gezondigd had, be gonnen zij elkander te beschuldigen; en dat zal de menselijke natuur onvermijdelijk doen, wanneer de mens niet door de genade van Christus geremd wordt.GZ 110.1

    Wanneer mensen toegeven aan deze beschuldigende geest, stellen zij zich niet tevreden met het wijzen op datgene, wat zij zien als een gebrek in hun broeder. Indien zachtere middelen falen om hem te laten doen, wat zij menen dat hij behoort te doen, zullen zij hun toevlucht nemen tot dwang. Zover het in hun macht is, zullen zij mensen dwingen om zich te schikken naar hun ideeën van wat goed is. Dit is wat de Joden deden in de dagen van Christus, en wat de kerk sinds die tijd steeds heeft gedaan, wanneer zij de genade van Christus verloren heeft. Toen zij bemerkte dat zij zelf de macht der liefde miste, heeft zij de hand uitgestrekt naar de sterke arm van de staat om haar leerstellingen kracht bij de zetten en haar bevelen te doen uitvoeren. Hier is het geheim van alle godsdienstige wetten die ooit zijn uitgevaardigd, en het geheim van alle vervolging, vanaf de dagen van Abel tot in onze tijd. Christus drijft de mensen niet tot Zich, maar trekt hen. De enige dwang, die Hij gebruikt, is de drang van de liefde. Wanneer de kerk begint te zoeken naar de steun van wereldse macht, blijkt daaruit, dat zij de kracht van Christus mist — de drang van goddelijke liefde.GZ 111.1

    Maar de moeilijkheid ligt bij de leden van de kerk persoonlijk, en daar moet ook de genezing tot stand worden gebracht. Jezus gebiedt de beschuldiger om eerst de balk uit zijn eigen oog weg te doen, zijn kritische geest af te leggen, zijn eigen zonde te belijden en te laten, voordat hij tracht anderen te verbeteren.GZ 111.2

    Want „er is geen goede boom, die slechte vrucht voortbrengt, noch ook een slechte boom, die goede vrucht voortbrengt.” Luc. 6 :43. Deze beschuldigende geest, waaraan gij toegeeft, is de slechte vrucht, die aantoont dat de boom slecht is. Het is nutteloos, zichzelf in te metselen in zelfrechtigheid. Wat u nodig hebt is een verandering van hart. U moet die ervaring doormaken voordat u geschikt bent om anderen te verbeteren; „want uit de overvloed des harten spreekt de mond.” Matth. 12 : 34.GZ 111.3

    Wanneer er in het leven van een ziel een crisis komt, en u poogt raad of vermaning te geven, zullen uw woorden slechts zoveel gewicht aan invloed ten goede hebben, als van uw eigen voorbeeld en geest uit gaat. U moet goedzijnvoordat u goed kunt doen. U kunt geen invloed uitoefenen waardoor anderen veranderd zullen worden, voordat uw eigen hart vernederd en beproefd is en zacht is gemaakt door de genade van Christus. Wanneer deze verandering in u bewerkt is, zal het voor u even natuurlijk zijn om ten zegen van anderen te leven, als het voor de rozeknop is om een geurige bloem te geven, of voor de wijnstok om zijn purperen trossen te schenken. Indien Christus de „hoop der heerlijkheid” in u is, zult u geen lust hebben anderen gade te slaan, om fouten aan het licht te brengen. Inplaats van te trachten te beschuldigen en te veroordelen, zal het uw doel zijn te helpen, te zegenen en te behouden. Wanneer u optreedt tegen hen, die dwalen, zult u acht slaan op de vermaning: Ziet „op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen.” Gal. 6 : 1. U zult terugdenken aan de vele keren, dat u gedwaald hebt, en hoe moeilijk het was om de goede weg te vinden, wanneer u die eenmaal verlaten had. U zult uw broeder niet in groter duisternis duwen, maar met een hart vol mededogen zult u hem spreken over het gevaar, waarin hij zich bevindt.GZ 111.4

    Hij die dikwijls op het kruis van Golgotha ziet, en daarbij bedenkt dat zijn zonden de Heiland daar brachten, zal nooit trachten om de mate waarin hijzelf schuldig is te vergelijken met de schuld van anderen. Hij zal niet op de rechterstoel gaan zitten om een beschuldiging in te brengen tegen een ander. Er kan geen geest van kritiek of zelfverheerlijking zijn bij hen die wandelen in de schaduw van het kruis van Golgotha.GZ 112.1

    Pas wanneer gij gevoelt, dat ge uw eigenwaarde zoudt kunnen opofferen, en zelfs uw leven zoudt kunnen afleggen om een dwalende broeder te redden, hebt u de balk uit uw eigen oog weggedaan, zodat u gereed bent om uw broeder te helpen. Dan kunt u hem benaderen en zijn hart raken. Niemand is ooit van een verkeerde houding afgebracht door veroordeling en verwijten; maar velen zijn op deze wijze van Christus weggedreven, en zijn ertoe gebracht hun harten te sluiten voor hun overtuiging. Een tedere geest, een zachtmoedig, innemend gedrag, kan de dwalende behou den, en een menigte zonden verbergen. De openbaring van Christus in ons eigen karakter zal een hervormende kracht hebben over allen met wie u in aanraking komt. Laat Christus dagelijks in u openbaar worden, en Hij zal door u de scheppende kracht van Zijn woord openbaren — een zachte overredende, maar toch machtige invloed om andere zielen te herscheppen tot de schoonheid van de Here onze God.GZ 112.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents