Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    “Zalig zijt gij,wanneer mem u smadt.”

    Sinds hij gevallen is heeft Satan door middel van bedrog gewerkt. Zoals hij een onjuiste voorstelling van God heeft gegeven, zo geeft hij, door zijn vertegenwoordigers, een onjuiste voorstelling van de kinderen Gods. De Heiland zegt: „De smaadwoorden van wie u smaden, kwamen op Mij neer.” Ps. 69 : 10. Op dezelfde manier zullen ze neerkomen op Zijn discipelen.GZ 34.1

    Nooit werd iemand onder de mensen wreder belasterd dan de Zoon des mensen. Hij werd uitgelachen en bespot om Zijn onwankelbare gehoorzaamheid aan de beginselen van Gods heilige wet. Zij haatten Hem zonder oorzaak. Nochtans stond Hij rustig voor Zijn vijanden, en verklaarde dat smaad een deel is van het Christelijk erfdeel, en Hij gaf Zijn volgelingen raad, hoe zij de pijlen der haat moesten opvangen, Hij vermaande hen niet zwak te worden tijdens vervolging.GZ 34.2

    Hoewel laster iemands goede naam kan bezoedelen, kan het karakter er niet door besmet worden. Dat wordt door God bewaard. Zolang wij niet toestemmen in de zonde, is er geen macht, duivels of menselijk, die een smet op de ziel kan werpen. Een man wiens hart verankerd is in God is dezelfde in het uur waarin hij het meest beproefd en het meest ontmoedigd wordt als in de tijd waarin hij voorspoedig was, toen het licht en de gunst van God op hem schenen te rusten. Zijn woorden, zijn motieven, zijn daden worden misschien verkeerd verklaard en vervalst, maar het raakt hem niet, omdat er voor hem grotere belangen in het spel zijn. Evenals Mozes verdraagt hij het „als ziende de Onzienlijke;” Hebr. 11 : 27; niet ziende „op het zichtbare, maar op het onzichtbare.” 2 Cor. 4:18. Christus weet alles wat verkeerd begrepen en verkeerd verklaard wordt door de mensen. Zijn kinderen kunnen het zich veroorloven met rustig geduld en vertrouwen te wachten, hoezeer ze ook gehaat en veracht worden; want niets is verborgen, dat niet openbaar gemaakt zal worden, en zij die God eren zullen door hem geëerd worden in de tegenwoordigheid van mensen en engelen.GZ 34.3

    „Wanneer men u smaadt en vervolgt,” zei Jezus, „verblijdt u en verheugt u.” En Hij wees Zijn toehoorders op de profeten, die gesproken hadden in de naam des Heren als „een voorbeeld van gelatenheid en geduld.” Jac. 5 : 10. Abel, de allereerste Christen onder de kinderen van Adam, stierf als martelaar. Henoch wandelde met God, en de wereld kende hem niet. Noach werd bespot als een fanaticus en een onruststoker. „Anderen weer hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap.” „Anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben.” Hebr. 11 : 36, 35.GZ 34.4

    Door alle eeuwen heen zijn Gods uitverkoren boodschappers gesmaad en vervolgd; nochtans is door hun moeite de kennis van God wijd verbreid. Iedere discipel van Christus moet zich bij de gelederen aansluiten, en hetzelfde werk voorwaarts dragen, wetende dat de vijanden daarvan niets kunnen doen tegen de waarheid, slechts vóór de waarheid. Het is de bedoeling van God, dat de waarheid naar voren gebracht zal worden, en het onderwerp zal worden van onderzoek en bespreking, juist ook door de verachting die de mensen ervoor koesteren. De gedachten van de mensen moeten wakker geschud worden; iedere strijd, ieder smaadwoord, iedere po-ging om gewetensvrijheid te beknotten is een middel van God om mensen wakker te maken die anders zouden kunnen insluimeren. Hoe dikwijls is dit resultaat gezien in de geschiedenis van de boodschappers van God? Toen de edele, welsprekende Stephanus door steniging werd gedood op aanstoken van het Sanhedrin, leed de zaak van het evangelie geen verlies. Het licht des hemels, dat zijn gelaat verheerlijkte, de goddelijke ontferming die sprak uit het gebed dat hij stervende uitte, waren als een scherpe pijl der overtuiging voor het fanatieke lid van het Sanhedrin dat daarbij aanwezig was, en Saulus, de vervolgende Farizeeër, werd een uitverkoren vat, om de naam van Christus uit te dragen onder heidenen en koningen en de kinderen Israëls. En lang daarna schreef de bejaarde Paulus vanuit het huis waarin hij te Rome gevangen gehouden werd: „Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist... genen ... met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te maken ... In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd.” Philipp. 1 : 15-18. Door de gevangenschap van Paulus werd het evangelie verbreid, en zelfs in het paleis van de keizer werden zielen voor Christus gewonnen. Door de pogingen van Satan om het te vernietigen, wordt „het onvergankelijk zaad,” „het levende en blijvende woord van God”, in de harten der mensen gezaaid; door de smaad en vervolging van Zijn kinderen wordt de naam van Christus groot gemaakt en worden zielen gered.GZ 35.1

    „Groot is het loon in de hemel” van hen die getuigen zijn voor Christus ondanks vervolging en smaad. Terwijl de mensen zien op aardse schatten, wijst Jezus hen op een hemelse beloning. Maar Hij plaatst het niet geheel en al in het toekomstige leven; het begint hier. De Here verscheen in de oudheid aan Abraham en zeide: „Ik ben uw schild: uw loon zal zeer groot zijn.” Gen. 15:1. Dit is de beloning van allen die Christus volgen. Jehovah Emmanuel — „Hij, in wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn”, in „wie al de volheid der Godheid lichamelijk” woont—genade te mogen vinden in Zijn ogen, Hem te kennen, Hem te bezitten, doordat het hart zich meer en meer openstelt om Zijn karaktereigenschappen te ontvangen; Zijn liefde en kracht te kennen, de ondoorgrondelijke rijkdommen van Christus te bezitten, meer en meer te begrijpen „hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods,” — „dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren.” Ef. 3 : 18, 19; Jes. 54 : 17.GZ 36.1

    Dit was de vreugde die de harten van Paulus en Silas vervulde toen zij te middernacht in de kerker te Philippi baden en lofliederen tot God opzongen. Christus was daar naast hen, en het licht van Zijn tegenwoordigheid bestraalde de somberheid om hen heen met de heerlijkheid van de hemelse hoven. Vanuit Rome schreef Paulus, zonder zich te bekommeren om zijn boeien nu hij de verbreiding van het evangelie zag: „Daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden.” Philip. 1 : 18. En de woorden van Christus zelf op de berg weerklinken in de boodschap van Paulus aan de gemeente te Philippi, te midden van hun vervolgingen: „Verblijd u in de Here ten allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!” Philipp. 4 :GZ 36.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents