Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Gedachten van de Berg der Zaligsprekigin - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First

    “Alles nu wat gij wilt, dat de mensen u doen, doet gij hun ook aldus.”

    Met de verzekering van Gods liefde jegens ons, verbindt Jezus liefde jegens elkander, als één alomvattend beginsel, dat alle verhoudingen van de menselijke maatschappij dekt.GZ 119.1

    De Joden hadden zich zorgen gemaakt over wat ze zouden ontvangen; de last van hun ongerustheid was, zich te verzekeren van datgene, aan macht, eerbied en dienstbetoon, waarop zij recht meenden te hebben. Maar Christus leert ons, dat onze zorg niet moet zijn: Hoeveel moeten wij ontvangen? maar: Hoeveel kunnen wij geven? De maatstaf van onze verplichting jegens anderen vinden we in datgene wat wij beschouwen als hun verplichting jegens ons.GZ 119.2

    Wanneer u met anderen omgaat, stel dan uzelf in hun plaats. Dring door in hun gevoelens, hun moeilijkheden, hun teleurstellingen, hun vreugden en hun smarten. Vereenzelvig uzelf met hen, en doe dan aan hen zoals u, wanneer u van plaats zou moeten ruilen, zou willen dat zij aan u zouden doen. Dit is de ware regel van eerlijkheid. Het is een andere wijze van zeggen voor het gebod: „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” En het is de korte inhoud van de leer van de profeten. Het is een beginsel des hemels, en zal ontwikkeld worden in allen die geschikt zijn voor de heilige gemeenschap daar.GZ 119.3

    De gulden regel is het beginsel van ware hoffelijkheid, en de zuiverste illustratie daarvan zien wij in het leven en karakter van Jezus. O, welke stralen van tederheid en schoonheid straalden uit het dagelijks leven van onze Heiland! Welk een lieflijkheid vloeide uit Zijn aanwezigheid! Dezelfde geest zal geopenbaard worden in Zijn kinderen. Zij, bij wie Christus woont, zullen omgeven zijn door een goddelijke sfeer. Hun witte klederen van reinheid zullen geuren van de reuk uit de tuin des Heren. Hun gelaat zal licht weerstralen van het Zijne, en het pad verlichten voor struikelende, vermoeide voeten.GZ 119.4

    Geen mens die het ware ideaal voor ogen heeft van wat een karakter volkomen maakt, zal falen de tederheid en het medege- voel van Christus te openbaren. De invloed der genade zal het hart verzachten, de gevoelens louteren en zuiveren, en een hemelse kiesheid en gevoel voor verhoudingen geven.GZ 119.5

    Maar de gulden regel heeft nog een diepere betekenis. Een ieder, die tot rentmeester gemaakt is over de menigvuldige genade Gods, wordt opgeroepen om deze genade mee te delen aan zielen die in onwetendheid en duisternis zijn, evenals hij, indien hij in hun plaats was, zou willen, dat zij die genade aan hem zouden mededelen. De apostel Paulus zegt: „Van Grieken en niet-Grieken, van wijzen en onwetenden ben ik een schuldenaar.” Rom. 1 : 14. Alles wat u geweten hebt over de liefde van God, alles wat gij hebt ontvangen aan rijke gaven van Zijn genade, meer dan de meest onwetende en verdorven ziel op aarde, bent u die ziel schuldig, om deze gaven aan hem mee te delen.GZ 120.1

    Zo is het ook met de gaven en zegeningen in dit leven; wat u ook bezit boven uw medemensen, maakt u tot een schuldenaar in dat opzicht, jegens allen die minder begunstigd zijn. Indien wij rijkdommen bezitten, of zelfs de goede dingen in het leven, dan staan wij onder de zeer grote verplichting voor de lijdende zieken te zorgen, voor de weduwe en de wees, zoals wij zouden verlangen dat ze voor ons zouden zorgen indien wij in hun omstandigheden waren en zij in de onze.GZ 120.2

    Tussen de regels van de gulden regel door leren wij dezelfde waarheid die elders in de bergrede geleerd werd, n.l.: „Met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden.” Datgene wat wij anderen aandoen, of het nu goed of kwaad is, zal zeker op ons eigen hoofd terugkomen, als zegen of als vloek. Wat wij ook geven, wij zullen het terug ontvangen. De aardse zegeningen, die wij aan anderen mededelen, kunnen en zullen dikwijls op dezelfde wijze worden terug betaald. Wat wij geven komt, in tijden van nood, dikwijls viervoudig tot ons terug. Maar daarenboven worden alle gaven terugbetaald, reeds in dit leven, door een grotere stroom van Zijn liefde, die de som is van alle heerlijkheid en schatten des hemels. En kwaad dat anderen wordt aangedaan, keert ook weer op ons eigen hoofd terug. Een ieder die de vrijheid heeft genomen om te veroordelen of te ontmoedigen, zal in zijn eigen ervaringen geleid worden over de weg, die hij anderen heeft doen gaan; hij zal voelen wat zij geleden hebben door zijn gebrek aan medeleven en tederheid. Het is de liefde Gods jegens ons die dit heeft verordineerd. Hij wil ons ertoe brengen, een afschuw te hebben van onze eigen hardheid des harten, en onze harten open te stellen zodat Jezus erin kan wonen. En zo komt uit het kwade het goede voort, en wat een vloek scheen te zijn wordt een zegen.GZ 120.3

    De maatstaf van de gulden regel is de ware maatstaf van het Christendom; alles wat daaraan ontbreekt is bedrog. Een godsdienst, die de mensen ertoe leidt een lage dunk te hebben van menselijke wezens, waaraan Christus zoveel waarde heeft gehecht, dat Hij Zichzelf voor hen gegeven heeft, een godsdienst die ons ertoe zou brengen ons niet meer te bekommeren om menselijke noden, lijden of rechten, is een valse godsdienst. Door de aan-spraken van de armen, de noodlijdenden en de zondaars gering te achten, bewijzen wij dat wij verraders van Christus zijn. Juist omdat mensen de naam van Christus aannemen, terwijl zij in hun leven Zijn karakter verloochenen, heeft het Christendom zo weinig kracht in de wereld. De naam des Heren wordt gelasterd om deze dingen.GZ 121.1

    Van de kerk der apostelen uit die glorievolle dagen toen de heerlijkheid van de verrezen Christus over hen lichtte, staat geschreven: „Ook niet één van hen zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk.” „Er was ook niet één behoeftig onder hen.” „En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote genade over hen allen.” „En voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring die behouden werden.” Hand. 4 :32, 34, 33; 2 :46, 47. Doorzoek hemel en aarde, en geen waarheid wordt met meer kracht geopenbaard, dan die openbaar gemaakt wordt in de werken der barmhartigheid aan hen, die medeleven en hulp nodig hebben. Dit is de waarheid die in Jezus is. Wanneer zij, die de naam van Christus belijden, de beginselen van de gulden regel in praktijk zullen brengen, zal dezelfde kracht het evangelie ondersteunen als. in de tijden der apostelen.GZ 121.2