Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    DE LES VAN CHRISTUS BETREFFENDE GASTVRIJHEID

    Christus heeft in Zijn eigen leven een les ten aanzien van gastvrijheid gegeven. Toen Hij aan de oever van het meer omringd was door de hongerende scharen, zond Hij ze niet naar huis zonder hen verkwikt te hebben. Hij zei tot Zijn discipelen: “Geeft gij hun te eten.” Mattheüs 14:16. En door een daad van Zijn scheppingsmacht verschafte Hij voedsel voldoende om in hun behoeften te voorzien. En toch, hoe eenvoudig was dat voedsel! Dat had niets te maken met weelde of overdaad. Hij aan Wie alle hulpbronnen des hemels ter beschikking stonden, had voor de mensen een overdadig maal kunnen gereed maken. Maar Hij voorzag alleen in dat wat voldeed aan hun behoefte, dat wat het dagelijkse voedsel van het vissersvolk rondom het meer uitmaakte.USG2 602.1

    Wanneer heden ten dage de mensen eenvoud in hun gewoonten zouden betrachten en in harmonie met de wetten der natuur zouden leven, zou er een overvloed zijn die kon voorzien in al de behoeften der mensheid. Er zou minder ingebeeld gebrek zijn en meer gelegenheid om in Gods wegen te werken.USG2 602.2

    Christus probeerde niet de mensen tot Zich te trekken door het verlangen naar weelde te bevredigen. Het eenvoudige voedsel waarin Hij voorzag, toonde de zekerheid niet alleen van Zijn macht maar van Zijn liefde, van Zijn tedere zorg voor hen in de dagelijkse behoeften des levens. En terwijl Hij hen spijzigde met de gerstebroden, gaf Hij hun ook het brood des levens te eten. Hier ligt ons voorbeeld. Ons voedsel kan eenvoudig en zelfs schaars zijn. Wij kunnen misschien met armoede te kampen hebben. Onze voorraden kunnen misschien niet groter zijn dan indertijd die van de discipelen, welke bestond uit vijf broden en twee visjes. Nochtans wanneer wij in aanraking komen met hen die in nood verkeren, vraagt Christus ons: “Geeft gij hun te eten.” Wat wij hebben, moeten we met anderen delen, en wanneer wij geven, zal Christus er voor zorgen dat in ons tekort wordt voorzien.USG2 602.3

    Leest in dit verband de geschiedenis van de weduwe van Zarfath. In een tijd van hongersnood zond God Zijn dienstknecht naar deze vrouw in een heidens land om voedsel. “En zij zeide: Zo waarachtig als de Here uw God leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een handvol meel in de kruik en een weinig olie in de fles; en zie, ik heb een paar stukken hout gelezen en ik ga henen en zal het voor mij en mijn zoon bereiden, opdat wij het eten en sterven. En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga henen en doe naar uw woord; maar maak voor mij eerst een kleine koek daarvan en breng mij die hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken. Want zó zegt de Here de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op de dag dat de Here regen op de aardbodem geven zal. En zij ging heen en deed naar het woord van Elia.” 1 Koningen 17 : 12—15.USG2 603.1

    Wonderbaarlijk was de gastvrijheid door de Phoenicische vrouw bewezen aan de profeet Gods en op wonderlijke wijze werden haar geloof en edelmoedigheid beloond. “Zo at zij en hij en haar huis, vele dagen. Het meel van de kruik werd niet verteerd en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des Heren dat Hij gesproken had door de dienst van Elia. En het ge-schiedde na deze dingen dat de zoon dezer vrouw, de bewoonster van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer hevig, totdat er geen adem in hem overgebleven was. En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? zijt gij bij mij ingekomen om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen en om mijn zoon te doden? En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot en droeg hem naar boven, in de opperzaal waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder op zijn bed ... En hij strekte zich driemaal languit uit over het kind en riep de Here aan ... En de Here verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder in hem, zodat het weder levend werd. En Elia nam het kind en bracht het af van de opperzaal naar het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet ik dit, dat gij een man Gods zijt en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is.” Verzen 15—24.USG2 603.2

    God is niet veranderd. Zijn kracht is nu niet minder dan in de dagen van Elia. En niet minder zeker in onze tijd dan ten tijde dat de Heiland die uitsprak, is de belofte die Christus heeft gegeven: “Wie een profeet ontvangt in de naam van een profeet, zal het loon van een profeet ontvangen.” Mattheüs 10:41.USG2 604.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents