Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    BEN IK MIJNS BROEDERS HOEDER?

    Veronderstel dat een som geld in uw handen werd gelegd om voor een bepaald doel te gebruiken; zoudt u dat dan weggooien en zeggen dat u nu niet verantwoordelijk was voor het gebruik daarvan? Zoudt u het gevoel hebben, u van een grote zorg te hebben bevrijd? Dit is echter wat u hebt gedaan met de gaven Gods. Uzelf verontschuldigen om voor anderen te werken door te wijzen op uw onbekwaamheid, terwijl u geheel verdiept bent in wereldse zaken, is spotten met God. Ontelbaren gaan hun ondergang tegemoet; de mensen die licht en waarheid hebben ontvangen, zijn maar een handjevol om het heirleger des bozen te weerstaan; en nochtans schenkt dit groepje zijn kracht aan alles en iedereen, behalve aan het leren hoe zij zielen van de dood kunnen redden. Is het dan een wonder dat de Gemeente zwak en ondoelmatig is, dat God maar weinig kan doen voor Zijn belijdend volk? Zij plaatsen zichzelf daar waar het Hem onmogelijk is met hen en voor hen te werken. Durft u voortgaan met Zijn eisen aldus te veronachtzamen? Wilt u zo spelen met de meest geheiligde waarheden des hemels? Wilt gij met Kaïn zeggen: “Ben ik mijns broeders hoeder?” Genesis 4 : 9.USG2 166.1

    Bedenkt dat uw verantwoordelijkheid wordt gemeten niet door uw huidige krachten en bekwaamheden, maar door de oorspronkelijk verleende krachten en de mogelijkheden om die te verbeteren. De vraag die een ieder zich moet stellen, is niet of hij nu onervaren en ongeschikt is om voor Gods zaak te werken, maar hoe en waarom hij zich in deze toestand bevindt en hoe daarin verbetering kan gebracht worden. God zal ons niet op bovennatuurlijke wijze begiftigen met de eigenschappen die ons nu ontbreken; maar terwijl we doen wat we doen kunnen, zal Hij met ons werken om elk talent te vermeerderen en te versterken; onze sluimerende krachten zullen opgewekt worden, en krachten die lange tijd verlamd waren, zullen nieuw leven ontvangen.USG2 166.2

    Zo lang we in de wereld zijn, hebben we te doen met de dingen dezer wereld. Het verrichten van tijdelijke, wereldlijke zaken zal altijd nodig zijn; maar daarin moet nooit de gehele mens opgaan. Paulus heeft een veilige regel gegeven: “In ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here”. Romeinen 12 : 11, N.V. De nederige, dagelijkse plichten des levens moeten trouw gedaan worden; “blijmoedig”, zegt de apostel, “als voor de Here”. Waarin ons werk ook bestaat, of dat gedaan wordt in het huishouden of op de akker of op weten-schappelijk gebied, wij kunnen het doen ter ere Gods zo lang we in alles Christus tot de eerste, de laatste, en de beste maken. Maar buiten deze wereldse bezigheden is iedere navolger van Christus een bijzonder werk opgedragen wat betreft de opbouw van Zijn Koninkrijk — een werk dat persoonlijke inspanning behoeft voor de redding van mensen. Dat is niet een werk dat enkel één keer per week verricht moet worden, bij de kerkdienst, maar te allen tijde, en op alle plaatsen.USG2 167.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents