Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 26—JOZUA EN DE ENGEL

    Indien het scherm dat het zichtbare van het onzichtbare scheidt, omhoog geheven kon worden, en het volk Gods de grote strijd kon aanschouwen die gaande is tussen Christus en de heilige engelen en Satan en zijn boze heirscharen inzake de verlossing van de mens; indien zij het wonderbare werk Gods voor de bevrijding van zielen uit de slavernij der zonden konden begrijpen, alsmede de voortdurende uitoefening van Zijn macht om hen te beschermen tegen de listen van de boze, zouden ze beter in staat zijn de sluwheden van Satan weerstand fe bieden. Hun geest zou in alle ernst in beslag genomen worden door de enorme uitgestrektheid en belangrijkheid van het verlossingsplan alsook door de grootheid van het werk dat voor hen ligt als medearbeiders van Christus. Zij zouden verootmoedigd, maar ook bemoedigd worden, en weten dat de gehele hemel belang stelt in hun zaligheid.USG2 178.1

    Een bijzonder scherp en indrukwekkend beeld van hef werk van Satan en het werk van Christus, en de macht van onze Middelaar om de beschuldiger van Zijn volk te overwinnen, is gegeven in de profetie van Zacharia. In een heilig visioen aanschouwt de profeet Jozua, de hogepriester, “bekleed met vuile klederen”, staande voor de Engel des Heren, de genade Gods afsmekend over zijn volk dat in leed is gedompeld. Satan staat aan zijn rechterhand om hem te weerstaan. Omdat Israël verkoren was de kennis van God op aarde te bewaren, waren ze vanaf hun ontstaan als natie het bijzondere doelwit geweest van Satans vijandschap, en hij was vast besloten hen te vernietigen. Hij kon hen geen kwaad doen als ze God gehoorzaam waren; daarom had hij al zijn kracht en kunde aangewend hen tot zonde te overreden. Verstrikt in zijn verleidingen, hadden ze de wet van God overtreden en zich aldus afgesneden van de Bron van hun kracht, en waren de prooi geworden van hun heidense vijanden. Als gevangenen werden zij naar Babylon gevoerd, waar ze vele jaren bleven. Nochtans had de Here hen niet verlaten. Zijn profeten werden tot hen gezonden met vermaningen en waarschuwingen. Het volk werd wakker geschud om zijn schuld in te zien; zij verootmoedigden zich voor God en keerden vol berouw tot Hem terug. Toen zond de Here hun bemoedigende boodschappen, zeggende dat Hij hen uit hun gevangenschap zou verlossen en hen in Zijn gunst zou herstellen. En dat wilde Satan nu juist voorkomen. Een overblijfsel van Israël was reeds naar hun eigen land teruggekeerd, en nu porde Satan de heidense volken, die zijn handlangers waren, aan om hen totaal uit te roeien.USG2 178.2

    Als Jozua ootmoedig pleit voor de vervulling van Gods beloften, staat Satan driest op om hem te weerstaan. Hij wijst op de overtredingen van Israël als een voldoende reden waarom dat volk niet hersteld moest worden in de gunst van God. Hij eist hen op als zijn prooi en verlangt dat ze in zijn hand zullen gegeven worden om hen te vernietigen.USG2 179.1

    De hogepriester kan zichzelf of zijn volk niet verdedigen tegen Satans beschuldigingen. Hij beweert niet dat Israël vrij van schuld is. In zijn vuile klederen, die de zonden van het volk symboliseren, die hij draagt als hun vertegenwoordiger, staat hij voor de Engel, terwijl hij hun schuld belijdt, maar ook wijst op hun berouw en verootmoediging, zich verlatende op de genade van een zonden-vergevende Verlosser en in het geloof aanspraak makende op de beloften Gods.USG2 179.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents